Langs Leie en heuvellanden

In Oost- en West-Vlaanderen duiken opvallend veel plaatsen met ‘berg’ in hun naam op. Heeft deze regio een Ardennenfactor? Campertijd hing de verrekijker om en camperde op de hoogste en mooiste uitzichtpunten langs de Leie en de IJzer.

Voor de rode draad van deze tocht nemen we Michelinkaart 213 erbij. In het zuiden van Oost- en West-Vlaanderen duiken immers veel blauwe sterretjes op: ‘panorama’ belooft het symbool in de legende. De sterretjes liggen op de hoogste toppen van de Vlaamse heuvelrij. Dat is een lange opeenvolging van bolle heuvels die van Kassel in Frans-Vlaanderen tot het Hageland ten oosten van Brussel voert, ongeveer gelijk met de taalgrens. Vaak zijn ze bedekt met bossen. Maar hier en daar krijg je toch fraaie doorkijkjes naar het ommeland, al dan niet vanaf een uitkijktoren of kabelbaan.

118 kerktorens

We starten in Ronse op de beruchte Kruisberg: al meer dan eens lag daar de eindstreep van een wereldkampioenschap wielrennen. We rijden in Kluisbergen de Hotondberg op, met op de top een witte molen zonder wieken bij het nieuwe sporthotel Hotond. Boven op de molen, waarin een café wordt uitgebaat, sta je op het hoogste punt van Oost-Vlaanderen: 151 meter. Bij helder weer zou je er 118 kerktorens kunnen tellen. Het zijn er inderdaad heel wat, maar aan dat getal zijn we toch niet geraakt.

We dalen de berg weer af en bereiken de grote N36. Die volgen we maar even, want we slaan meteen links af – richting parking De Vierschaar. Deze wegwijzers voeren ons over een smalle zandweg (gelukkig met eenrichtingsverkeer) naar de kruin van de Kluisberg. Die is dicht bebost, de mooiste panorama’s krijg je dus bij het beklimmen of afdalen van de berg. Bij De Vierschaar, een oude plaats waar rechtgesproken werd, vertrekken wandelingen die de heuvel afdalen. Daar krijg je de mooiste vergezichten.

Hart verloren aan de Leie

Bij de afdaling van de Kluisberg kijk je kilometers ver over Ruien, met zijn elektriciteitscentrale, de Scheldevallei en de Tiegemberg. Die berg ligt ten noorden van Tiegem. Ook hier staat een molen te klepperen op de top – natuurlijk waait het op de top altijd het hardst. Stap zeker even uit om er het mooiste panorama te spotten, vooral naar het westen met Kortrijk en de Leievallei.

We dalen af via Ingooigem en Het Lijsternest, de vroegere woning van schrijver Stijn Streuvels, nu als museum ingericht. Zijn schrijftafel staat er nog het beroemde raam, dat uitkijkt over de glooiende akkers van Zuid-West-Vlaanderen. De taferelen die hij zo graag beschreef, moeten zich hier gewoon voor zijn neus afgespeeld hebben.

Over Moen glooit de weg verder naar Sint-Denijs en Kooigem. Zo bereiken we via Rekkem de Leie en de grensstreek. In Halluin (Halewijn) kiezen we de Franse rechteroever van de rivier. De vallei is er volgebouwd met oude fabriekspanden. Dit is het noorden van Frankrijk zoals het vaak getypeerd wordt. In die grauwe woonkernen stappen we uit bij de kerk van Bousbecque (Busbeke). De poort is open. In het donkere gebouw zoeken we een klein mausoleum en een plaat met het opschrift: Ici a été déposé le coeur d’Auger de Bousbecque 1522-1592. In 1932 vonden arbeiders bij graafwerken in de kerk een loden kistje in de vorm van een hart. Wetenschappers stelden vast dat in het kistje een mensenhart lag. Het behoorde toe aan Ogier van Busbeke, de bekendste zoon van het dorp en een van de grootste humanisten van zijn tijd. Hij had een talenknobbel, was diplomaat en had als gezant van de Duitse keizer toegang tot het hof van de sultan in Istanboel. Het was ook de Vlaming Busbeke die de tulp en andere bloemen en kruiden uit Azië naar West-Europa bracht. Pas later maakten de Nederlanders deze bloem tot de hunne. Toen hij oud geworden was en wilde terugkeren naar zijn geboortestreek in Vlaanderen, werd hij in 1592 onderweg vermoord door rovers. Zijn hart werd bijgezet in de kerk van Busbeke, maar raakte zoek. Tot in 1932 dus.

Bollen in Kemmel

Komen is een stad die door de Leie in een Frans en een Belgisch deel wordt opgesplitst. Op het marktplein van het Franse Comines houden we van verbazing halt. Het stadhuis met zijn belfort met bolvormige toren – samen met de Belgische belforten als Werelderfgoed erkend – doet erg Vlaams aan. Maar nog opvallender is de monumentale kerk aan de overzijde. Ze dateert uit het interbellum en werd in gewapend beton opgetrokken in neobyzantijnse stijl. De enorme vierkante toren staat vrij naast de kerk.

Via het Belgische Komen schuiven we op naar Mesen en het West-Vlaamse heuvelland. Mesen is het kleinste stadje van Vlaanderen. Op een heuvel zijn de contouren ervan mooi tegen de hemel af te lezen: de koepelvormige Sint-Niklaaskerk, de Vredestoren en een handvol huizen. De route begint weer te glooien. De Kemmelberg komt in zicht. We stoppen eerst bij de groene dorpsdries van het dorpje Kemmel (gemeente Heuvelland). Het is mooi weer, wat betekent dat de oudjes hun kaartmiddag inruilen voor een partij bollen in het groene gras. Twee eendenveren worden als herkenningspunt in de grond geplaatst en dan kan het werpen met de afgeplatte bollen beginnen. Bittere ernst en mét scorebord!

De top van de Kemmelberg was nog niet hoog genoeg toen midden 19de eeuw de Noord-Franse bourgeoisie het toerisme in de streek op gang trok. Op het 156 meter hoge ‘dak’ van West-Vlaanderen verving de Belvedère – ‘uitkijktoren’ in het West-Vlaams – in 1924 een tijdens WO I verwoeste houten toren. ‘Het mooiste panorama over de West-Vlaamse heuvels’ belooft een vogelperspectief van ruim 40 km.

Meest wijde panorama

Nu volgen de bergen en de panorama’s elkaar snel op. Aan de Rodeberg (143 m) in Westouter doet de enige stoeltjeslift van Vlaanderen je zelfs van een Alpijns landschap dromen.  Over de top van de Zwarteberg (131 m) loopt de ‘schreve’, de grens met Frankrijk. Bij de Franse buren loopt ‘entre deux monts’ de West-Vlaamse heuvelrij verder. Op de Franse flank van de Mont Noir ligt het Parc Départemental Marguerite Yourcenar. Vanaf de villa waar de schrijfster haar jeugd doorbracht, heb je mooie uitzichten. Het is een goed idee om in het park even de benen te strekken. Dat kan je ook even verderop op de Mont des Cats (Katsberg, 164 m). Op de top staat een abdij. Die kan je niet bezoeken, maar dat hoeft ook niet. De mooie, golvende plaatjes krijg je immers buiten de abdijmuren. Met de verrekijker zie je bij helder weer héél ver. Zoek de IJzertoren in Diksmuide maar eens, of de haveninstallaties van Duinkerke. Hier ligt het meest wijde panorama van de dag.

Via Godewaersvelde – het dorp met de mooiste naam van de dag pakt uit met een interessant douanemuseum – kom je opnieuw België binnen via het grensdorp Watou. Vanaf hier zakt het heuvelland in tot een polderland en begint de vallei van de IJzer.

Gepubliceerd op woensdag, januari 27, 2021 door Gunter Hauspie

Delen