Op het ritme van de rivier
In RivierPark Maasvallei, tussen Maastricht en Kessenich, krijgt de Maas ruimte om zichzelf te zijn. In dit grensgebied tussen België en Nederland laten we ons drie dagen leiden door die oerkracht - een tocht door een landschap dat deint op het ritme van het water. ‘Ik reisde de hele wereld rond, maar de Maas bleef aan me trekken.’
- Wandelen
Op de grens tussen Nederland en België krijgt de Maas ruim veertig kilometer lang ademruimte. Hier mag de rivier vrijpostig kriebelen en kronkelen, naar hartenlust meanders draaien, als scheepsknopen in het landschap. Kortom, ongegeneerd rivier zijn.
Dat is beslist geen evidentie in de drukbevolkte Lage Landen, waar een waterweg doorgaans vooral geld moet opbrengen. Een Vlaams minister van Natuur oreerde ooit dat de inherente functie van een boom is om gekapt te worden. Iets vergelijkbaar geldt voor rivieren: we zijn meesters in het rechten van beddingen, het betonneren van oevers en het baggeren van bodems. Alles om onze logistieke sleutelplaats in Europa te bestendigen.
Ook de Maas is elders ‘gedomesticeerd’, dixit de Luikse schrijver Philippe Marczewski. ‘De stroom staat onder toezicht, onder voorwaardelijke vrijheid.’ Maar hier, tussen Maastricht en Kessenich, mag de rivier nog wild zijn. Niet wild als in kolkend - de Maas kabbelt schijnbaar lieflijk. Wel wild als in ‘natuurlijk’.
Aan beide kanten van die ongetemde stroom strekt zich RivierPark Maasvallei uit. De Maas creëerde hier een wirwar van oude stroomgeulen, in onbruik geraakte rivierarmen, uiterwaarden en grindbanken, een kralenketting van vogelhabitat en struingebieden bevolkt door zelfredzame konikpaarden en gallowayrunderen. Doorheen dat landschap loopt op beide oevers een langeafstandswandeling van 137 kilometer. Wij laten ons schuitje drie dagen lang meedrijven met de Maas.
Dag 1: Maastricht-Eisden: de grillen van de Maas
De Maas hult zich in nevelen als we in Maastricht over de Sint-Servaasbrug stappen - de aw brögk in de Limburgse volksmond, de oudste nog bestaande brug over de rivier. Leuk weetje: de eerste versie werd in de 13e eeuw goeddeels gebouwd met geld van aflaten - wie er een duit voor overhad, zag z’n zonden prompt tenietgedaan. Op de markt stappen we voorbij viskramen die zich als ‘de gezonde apotheek’ aanprijzen. Bezoekers roezemoezen in het Limburgs, Vlaams, Frans, Duits en Engels. Geen wonder dat de EU hier geboren werd. Door de nabijheid van de grens met Duitsland, Vlaanderen en Wallonië richtte Maastricht zich altijd meer internationaal dan op de Nederlandse Randstad.
Maastricht is ook de ongekroonde hoofdstad van de Limburgse Maasvallei - en bij uitbreiding van verenigde Limburg. En niet enkel omwille van dat kosmopolitische karakter… We zijn onze wandeling begonnen aan het grandioze station, afgewerkt met glas-in-loodramen. Geef toe, daaraan kan dat van Hasselt niet tippen.
De stad eindigt abrupt. Op het ene moment omringt het vrolijk gekakel van de markt ons, bij het volgende heerst er stilte. Aan een havenbassin droogt een aalscholver zijn vleugels, een voorbode voor hetgeen wij exact negen uur en 28 kilometer verderop zullen doen met onze wandelschoenen. Maar we lopen vooruit op de feiten. Het duurt een tijdje vooraleer we onze tocht op de Maas kunnen kalibreren, die verloren we aan de Sint-Servaasbrug uit het oog. Eerst navigeren we voorbij een kluwen aan kanaaltjes en vaarten, waar woonboten schijnbaar al decennia geen centimeter van plaats bewogen. We wandelen langs een oude spoorbedding, waar bij mooier weer hagedissen zonnen, daarna over de in herfstblaadjes uitgedoste kaaien van de Zuid-Willemsvaart.
En ineens, na ruim zes kilometer stappen, is de Maas daar weer. In al haar panoramische glorie kabbelt ze voorbij. Schijn bedriegt. Verderop speuren drie Kroaten op de oevers naar hun vermiste collega. Die verdween een week eerder tijdens het nachtvissen, zijn boot werd vijftig kilometer verderop teruggevonden. Het is een pijnlijke herinnering aan de oerkracht van de Maas. De verdwijning is tijdens onze wandeling overal een gespreksonderwerp. Elke local heeft een mening over en denkt, op basis van heersende stromingen, te weten waar de rivier de man zou kunnen uitspuwen. Een voor een erkennen ze de macht van de Maas. Net zoals kustbewoners slechts met veel schroom zwemmen in de verraderlijke Noordzee, weten alle Maaslanders tot wat hun rivier in staat is.
‘Last man standing’ in Herbricht
Ook verderop herinnert de Maas ons aan haar onstuimigheid. Aan een bocht in de rivier ligt Herbricht. Bij een bankje prijkt een grote luchtfoto die toont hoe het hele dorp en de wijde omtrek blank staat. Enkel de daken van de huizen en de kruinen van de bomen piepen boven het water uit, een enclave in de rivier. ‘Herbricht, wonen in de Maas’, staat er. Droogjes. Of ja, net niet. De Maas is een regenrivier: het niveau stijgt en daalt naargelang de neerslag in het stroomgebied. Regent het ’s winters pijpenstelen in de Ardennen en gutst het water er over de rotsen, dan zwelt de rivier stroomafwaarts aan. In droge zomers kan je op vele plekken dan weer naar de overkant wandelen. Door die dynamiek verlegde de Maas al tig keer haar traject. Zo lag Herbricht in de 12e eeuw nog op de andere oever, totdat een kloeke overstroming de bedding enkele kilometers verplaatste. Grillig beestje, die Maas.
Nu ligt Herbricht knal in de winterbedding, het overloopgebied bij hoge waterstand. Na enkele zware overstromingen in de jaren 90 besloten de Belgische en Nederlandse overheden om de Maas meer ruimte te geven. Zomerdijken verdwenen, winterdijken werden versterkt, zodat de natuur weer zijn werk kon doen, als een spons. In Herbricht werd bouwen verboden. Niemand werd onteigend, maar de overheid kocht huizen op van wie bereid was te vertrekken. Zo druppelde het dorp leeg. Zelfs Rudi, de koppige waard van het enige overgebleven café, pakte twee jaar eerder zijn biezen.
En dus ligt Herbricht er bij onze doortocht verlaten bij. Alhoewel, verlaten? Niet helemaal. Naast een oldtimertractor groet Jo Eurlings ons, de last man standing van Herbricht. Hij en zijn vrouw zijn de enige overgebleven bewoners. ‘In 1980 woonden hier nog bijna veertig mensen’, zegt hij. Jo wil niet vertrekken omwille van zijn zes Friese paarden, die hij elders niet kan stallen. Sinds hij in 1973 naar Herbricht verhuisde, kwam het water al twintig keer z’n huis binnen - een enkele keer zelfs tot kniehoogte. Dan blijft Jo bij zijn paarden in de stal, terwijl zijn vrouw wegvlucht. ‘Ach, het is thuis.’ Hij haalt laconiek de schouders op. ‘Zelfs Rudi komt nog elke dag koffie drinken.’
We stappen nu stevig door, langs veldkapelletjes en bomen vol bolronde maretakken, door koolzaadvelden en maïsakkers. Als het pad dichter bij de Maas loopt, zijn we blij dat we onze gaiters meebrachten. Sommige passages zijn nat, nat, nat, druppels parelen in spinnenwebben. We vragen ons af of je langs de rivier kan strandjutten. Een buurtbewoner verklapt ons dat hij ooit de vloer van een tuinhuis zag voorbijdrijven, helemaal vanuit Wallonië. Aan het einde van de dag buigen we af van de route, richting hotel. We sjokken langs een plas in een natuurgebied. Watervogels krakelen luidkeels. Fotograaf Rudi - niet te verwarren met eerdergenoemde cafébaas - wordt er zowaar poëtisch van: ‘Je hoort het donker worden.’
Dag 2: Eisden - Elsloo: moeder, monster, muze
De kapitein van het veerpont tussen Rotem en Grevenbicht, een norse zeebonk met een indrukwekkende baard en een humeur op onweer, heeft geen talent voor koetjes en kalfjes. Pontjes als dit laten wandelaars en fietsers toe hun tocht naar goeddunken op te knippen. De kapitein heeft ongetwijfeld verhalen - dat zien we aan de diepe groeven in zijn gezicht - maar gunt er ons geen enkel. Hij brengt ons wel veilig naar de overkant. In de felle stroming geen evidentie: pas vanop het water merken we hoe stevig de Maas tekeer gaat. Aan de overkant wachten Kroaten in fluokleren en waadpakken. Hun collega is nog altijd niet gevonden.
De bewoning ligt aan Nederlandse kant verder van de rivier, dus bedwingen we paadjes op braakliggende oevers. De kilometers dikken snel aan. In Oud-Urmond draaien we landinwaarts, het antieke trapje op. In de terpkerk is een kunsttentoonstelling aan de gang. Een van de artiesten, Ellie Richaerts, vraagt of we wat willen drinken. Ze is geboren in Wessem, een meisje van de Maas, en leerde als kind zwemmen in de rivier, ‘al verdronk ik ettelijke keren op een haar na.’ In die tijd deden scheepsvaarders hun inkopen op het vasteland met een roeibootje. Ellie kroop samen met haar buurjongen in zo’n bootje, aangemoedigd door de onverschrokkenheid van de jeugd. Een flinke golf gooide het bootje om, Ellie belandde eronder. Gelukkig sloeg een buurtbewoonster alarm en werden de kinderen gered. ‘Later reisde ik de hele wereld rond, van noordpool tot zuidpool, maar de Maas trok me altijd terug’, zegt ze. Waarop ze een lied aanheft ter ere van de rivier - Moeder Maas, monster en muze.
Bij het uitwandelen van Oud-Urmond verjaagt een ekster een kerkuil, ze fladderen tuimelend door het gebladerte. Boven de akkers hangt een veldleeuwerik, op de oevers groeien struiken met herfstige geelzucht. We stappen door een landschap van knotwilgen en stegelkes - zo noemen de Nederlandse Limburgers doordraaihekjes. In elk café valt een driehoek vlaai te scoren.
Wat verderop belanden we op een doodlopend pad. De Maas heeft er een bres geslagen; wilgen staan met de voeten in het water, het lijken wel mangroves. Deze rivier mag dan stokoud zijn - meer dan 320 miljoen jaar, volgens sommige bronnen de oudste permanente rivier ter wereld - maar ze is verre van statisch. De Maas leeft en beweegt. Bij elk vrij wandelgebied wacht een waarschuwing: het water kan snel stijgen, betreden op eigen risico. Aan de kant van het water staan reigers stokstijf, als monniken. Terwijl Rudi een panorama schiet, valt op hoe stil het is. Als de zwarte kraaien zich even gedeisd houden, hoor ik een paard in de wei gras uitrukken.
Dag 3: Elsloo - Maastricht: de Maas in ’t klein
De avond ervoor zijn we laat aangekomen in Elsloo, net op het moment dat de straatlampen aanknipten en de dagjesmensen de middeleeuwse grandeur van het dorp de rug toekeerden. Daardoor komen we traag op gang. Gelukkig zorgt het park van het kasteel - onze slaapplaats - voor een zachte aanloop. Statige bomenrijen gaan eerst over in oude beukenbossen, daarna in een moeras waardoor vlonderpaden kronkelen. We beklimmen een talud vol beversporen en wandelen naast het water van een kanaal. Ter hoogte van het kasteel van Geulle aan de Maas vervoegen we de route weer.
We moeten niet aan de overkant zijn, maar schepen voor het plezier toch in voor een retourtje met het veerpont. Veerman Frans is een figuur uit een stripverhaal: gouden ketting rond de hals, sigaretje in een mondhoek, stuurse blik. Zeebonken lachen niet. Gelukkig is Frans iets spraakzamer dan zijn collega van een dag eerder. Hij doet dit al tien jaar, voordien werkte hij op een écht schip - net als zijn vader en z’n grootvader. ‘Rustgevend is dat water wel, maar niet als je op een dag duizend mensen moet overzetten’, gromt hij. Bij hoog water varen de veren niet uit, vertelt hij. Niet zozeer omwille van het gevaar op het water - Frans is het ruime sop gewoon. Wel omdat de aanlegsteigers op de oevers dan onder water komen te staan.
Pas een eind voorbij Geulle aan de Maas mondt de Geul uit. Alweer zitten de kuren van de moederrivier daar voor iets tussen: die verlegde de monding. De Geul is de Maas in ‘t klein: ze stroomt door twee landen en drie taalgebieden en nodigt uit tot lange tochten - volgens een toeristische brochure is de Via Gulia een van de mooiste wandelpaden van Nederland. Even verlaten we de Maas en volgen we de Geul, over zandkliffen als taartranden en langs rivierkronkels.
Verderop grazen konikpaarden en gallowayrunderen. Met hun vraatgedrag houden ze het landschap halfopen. Reeën schuilen tussen de kudde voor wolven, putters en dwergmuizen pikken zaden uit de ruigte, en kauwen plukken winterhaar voor hun nest. Zelfs hun mest speelt een rol - zonder ontwormingsmiddelen wemelt het er van de larven, wormen en kevers. Gevolg: een rijk bodemleven. Zonder deze grazers geen stekelige broedstruiken voor zwartkoppen, geen kuilen vol pioniersplanten, geen brede bosranden waarin grauwe klauwieren jagen. Het zijn de architecten van de Maasvallei, de onbezongen helden van een landschap in beweging.
Langs deze kant van de Maas begint de beschaving geleidelijker. Wandelden we Maastricht uit in de nevelen, dan verwelkomt die ons nu in de zonneschijn. Alsof de stad naar ons glimlacht. Intussen gromt, glinstert en glijdt de Maas voorbij.
Na thuiskomst lezen we dat de vermiste Kroaat dood werd teruggevonden in Elsloo. Mooi, maar verdomd moordlustig riviertje, die Maas.
Puur praktisch
- De langeafstandswandeling van het RivierPark Maasvallei is 137 kilometer lang en volgt zowel aan Belgische als Nederlandse kant grofweg de loop van de rivier. De wandeling is aangegeven met zeshoekige bordjes. www.rivierparkmaasvallei.eu/lange-afstandswandeling.
- Via diezelfde link controleer je voor je vertrek best of bepaalde segmenten van het traject onder water staan. In dat geval volg je de hoogwatervariant.
- Op sommige stukken zijn er ambassadeurs - cafés of b&b’s - die lunchpakketten en bagagevervoer aanbieden.
- Via een overzet met een van de veerponten - drie enkel voor voetgangers en fietsers, eentje ook voor gemotoriseerd verkeer - kort je de wandeling naar believen in. In het hoogseizoen pendelen de bootjes elke dag, in het laagseizoen enkel in de weekends. Let op: check vooraf of de veren varen. Bij extreem hoog of laag water is dat niet altijd het geval.
www.rivierparkmaasvallei.eu/veerpontjes.