De 4 x 24 uren van Le Mans

Je dacht meteen aan de kastelen van de Loire bij de bestemming van deze trip? Think again. Ja, we zitten in de buurt en de ravissante chateaus liggen om de hoek. Maar nee, we kijken dit keer de andere kant op en ontdekken wat van de Franse middeleeuwen rest langs de grillige loop van de Mayenne en de Sarthe.

Donderdag

Misschien malen asfaltvreters niet om een enkeltje van 600 kilometer naar de Pays de la Loire, ik ben al blij als ik na zeven uur bollen met mijn eigen auto bij Rapido in Mayenne de sleutels van een nagelnieuwe Itineo TC740 in handen krijg voor drie dagen struinen door de streek. Inspiratie vond ik in Lannoo’s gids Met de camper door Frankrijk. De meerdaagse Langs de Sarthe en de Mayenne past helemaal in mijn kraam.

Morgen wil ik in Laval beginnen en ik rep me om voor donker een stek te veroveren op de Aire du Viaduc. Mis poes. Geen sprake van dat ik deze gigant nog ergens tussen kan wringen. Dan maar naar Changé om er ietwat uit mijn hum in het stikdonker tussen een tiental medestanders te parkren.

Vrijdag

Mijn humeur klaart uit als ik ‘s ochtends vlak bij de Mayenne een bord zie  met Laval 4 km. Stapschoenen aan, rugzakje mee en langs de oever naar het hart van de stad en het duizend jaar oude kasteel, tegelijk Europa’s eerste Museum voor Naïeve Kunst. Waarom? Omdat de wereldberoemde Douanier Rousseau hier is geboren. Eigenlijk heette hij Henri met zijn voornaam, maar omdat hij zijn hele leven bij de douane werkte was die andere naam gauw gemaakt.

Naïeve kunst, het klinkt neerbuigend en zo was het ook bedoeld. Rousseau schilderde zonder opleiding. Portretten, perspectief, kleurgebruik, het lijkt allemaal erg kinderlijk. Vandaar naïef.

Een bezoek is gratis en al bezit Laval geen enkele Rousseau wegens onbetaalbaar, ik raak ontroerd van kunstenaars die zich overgaven aan visioenen of gevangenzaten in koortsdromen en religieuze trauma’s. Mythische en Bijbelse taferelen in een paradijselijke setting intrigeren me. Nostalgisch ogen de pastorale taferelen met diepgroene  weiden tegen een achtergrond van ongerepte bossen.

Een luik Arts Singuliers gaat nog een stap verder. Alle conventies gaan overboord. De kunstenaars bricoleren met wat ze vinden, plakken een vork aan een gedeukte pot, schroeven die op een oude kerkstoel, pinnen er pluimen aan vast en overgieten het geheel met kleurrijke spetters verf. Ik noem maar wat. Soms lijkt het ook wat. Het is kleurrijk, barst van de energie en oogt vaak net zo vrolijk. Nu je er toch bent, klim even hogerop naar de donjon voor een mieters uitzicht over stad en stroom.

Via Evron gaat het naar Sainte-Suzanne, ‘parel van de Maine’. De zon breekt door, het landschap straalt. Glooiingen zo ver ik kan zien. Hier en daar een dorpje, landgoederen, bomen en groen in de velden. Maar ik moet mijn aandacht bij de weg houden. De departementale wegen zijn smal en de Fransen houden van rotondes. Dat betekent even vaak terugschakelen, flink draaien aan dat stuur en voorzichtig zijn. De cabine wiegt.

Ik stal de camper aan de rand van het stadje om vervelende wegversmallingen en verkeersdrempels te mijden. Te voet dus door een van de Plus Beaux Villages de France. Nu nog uitgestorven, straks kan je hier door de schilderachtige straatjes over de koppen lopen. Dat merk ik aan de vele restaurantjes, brocanterieën en gîtes met gesloten luiken. Loop aan de Porte du Guichet de Promenade de la Poterne op. Zo kom je bij de stadswallen voor een machtig panorama over de streek, een coulisselandschap met daarin de meanderende Erve. Nog een tip: over de Chemin de la Mule Blanche kom je bij de oude papiermolen van Carlos Robert. Vanaf april laat hij je zien hoe dat aloude ambacht in zijn werk ging.

Robert geeft niet thuis, dus vertrek ik naar een motorhomevriendelijke camping in Sablé-sur-Sarthe. Ouvert de mi avril à mi octobre. Dan maar geslapen op een parking aan de rand van een woonwijk.

Zaterdag

Ik draai de verwarming hoger, maak koffie, bak een eitje en ontbijt in pyjama met France Culture op de radio. Gezellig zo, in de aanloop naar een rit door het dal van de Sarthe. Solesmes is niet groot, maar heeft een knoert van een abdij, bekend om haar gregoriaanse gezangen. Het heeft wel wat, zo’n stukje mis uit dezekestijd in deze sobere setting. Maar de hele zwik is in het Latijn. Benedictus qui venit in nomine Domini – gezegend hij die komt in de naam des Heren, dat heb ik nog verstaan. Maar ik kom in eigen naam en hou het na een kwartiertje voor bekeken. Voor de liefhebbers: de paters zingen zes keer per dag, van lauden tot completen.

Weer neem ik departementale wegen om van het landschap te genieten. Naar Le Mans dit keer. Parkeren kan aan de Quai Louis-Blanc, voorspelt mijn gids, maar opnieuw moet ik weg uit het heftige stadsverkeer, blij met een parkeerplaats in buurgemeente Allonnes. Waarna ik met plezier betaal voor de zegeningen van het openbaar vervoer in en om Le Mans. In geen tijd voert een enorme bus me naar het treinstation. Rijdt ze niet over een eigen bedding, dan krijgt ze voorrang op alle verkeer. In de binnenstad doet een tram hetzelfde. Het gaat zo vlot dat je van lotje getikt bent als je met een camper de stad in wil. En ja, zo kierewiet was ik.

De middeleeuwse Cité Plantagenêt met haar immense kathedraal mag je niet missen. Loop er omheen, bewonder ze, bezoek ze en vergeet vooral de koninklijke poort niet aan de Place Saint-Michel. Vandaaruit loop je door de rue de la Reine Bérengère en via de squaire Dubois door de lange rue Grande. Vakwerk, glas in lood, spitse daken en smalle gevels wisselen af met stucwerk, dakkapellen en eethuisjes met aanlokkelijke namen als de Bateau Lavoir, Le Nez Rouge of de Auberge des Sept Plats. Neem een zijstraat en vanuit de hoogte kijk je uit op de benedenstad en de Sarthe.

En dan terug naar een camping in het verder onaantrekkelijke La Suze-sur-Sarthe. Onbeheerd nog buiten het seizoen, maar ik kan er tenminste terecht na registratie aan een automaat en vind er aansluiting op het elektriciteitsnet. Alle water en sanitair is afgesloten, dat deert even niet. Maar driewerf eilaas, de stekker past niet en het gas is op. Zo laat op de avond vind ik geen nieuwe fles, ik heb trouwens geen tang om de gaskoppeling los te schroeven. Dan maar mijn slaapzak in met een extra fleece en wollen sokken.

Zondag

Na een zuinig kattenwasje en ongeschoren sta ik op zondagochtend ietwat verwilderd oog in oog met Nicolas Pelletier, gids van het Musée 24h Le Mans. Hij kijkt me wat vreemd aan, maar neemt me toch hoffelijk mee voor een geweldige rondleiding, gestoffeerd met encyclopedische kennis en een snuifje marketing op zijn tijd.

Bij de kijkkasten van bekende figuren laat ik hem halt houden aan een display over Jacky Ickx. ‘Veelvoudig winnaar van de 24 uren én activist’, weet Nicolas. ‘In 1969 liepen de coureurs bij de start nog de baan over naar hun bolides. Ickx vond dat onnodig gevaarlijk, maar kreeg geen gehoor. Dus liep hij dat jaar doodgemoedereerd de startbaan over, vertrok als laatste en won toch. Ickx kreeg zijn gelijk.’

Maar het museum geeft ook een fijne inkijk in de ontwikkeling van de automobiel. Ik zie vehikels op stoom, leer dat de eerste wagens het stuur rechts hadden en dat je aanvankelijk nooit ’s nachts mocht rijden. De eerste elektrische auto was er al in 1908 en in 1952 bouwde een Fransman een prototype aangedreven met een gasturbine. Nicolas toont me ook iconische sleeën. De gigantische Packard van Clark Gable, het ontwerp van de legendarische Citroën DS en een 2CV’tje dat de hele wereld rondreed. Ik ben nog het meest onder de indruk van de Cadillac Eldorado uit 1958. Toen al met zetelverwarming, elektrische ramen, airco en automatische ruitenwissers.

We sluiten af met een wandeling langs de machines die ooit meededen aan de 24 uren. Nicolas is zelf verslingerd aan de Ferrari 250 GTO uit 1962. Ik zoek naar de Ford GT 40 uit mijn jongensstrip van Michel Vaillant. Ik zie Lotussen, Bentleys, Audi’s, een 600 pk sterke Peugeot, zelfs een Renault 4’tje godbetert. ‘Die heeft de eindmeet niet gehaald en de constructeur was woest dat iemand hem had ingeschreven. Slechte reclame’, lacht Nicolas.

Aan het eind van de rit sta ik te kijken van de Morgan Onroak van Fréderic Sausset. De man heeft twee geamputeerde onderbenen en houdt maar één bovenarm over. Een technisch huzarenstukje om hem te laten deelnemen. Winnen deed hij niet, maar hij had wel de 24 uren van zijn leven.

Ik besluit de Itineo in te leveren en ben nog uren zoet met het zoeken naar vers water en een reiniging voor het chemisch toilet. Veel waterpunten zijn nog afgesloten voor de vrieskou. Het wordt alweer donker als ik achter het stuur van mijn eigen auto kruip. Gelukkig heb ik in Le Mans adrenaline genoeg opgedaan voor de lange rit naar huis. Maar 24 uren zal die niet duren!

Camperplaatsen langs de route

1. Aire de Changé

Waar? 10 camperplaatsen aan de rue du Bac, bij een meertje naast de Mayenne

Prijs: gratis

Pluspunten:

  • goed gelegen
  • het hele jaar beschikbaar
  • sanizuil

Minpunten:

  • netheid kon beter
  • sommige camperaars lijken hier permanent te wonen

2. Camping l’Hippodrome

Waar? Aan het eind van de allée du Québec in Sablé-sur-Sarthe

Prijs: vanaf € 9,32 + € 2,80 elektriciteit

Pluspunten (onder voorbehoud)

  • aan de oevers van de Sarthe
  • speelgelegenheid voor kinderen
  • campingfaciliteiten

Minpunten

  • geen winteropening
  • weg van het centrum

3. Aire de La-Suze-sur-Sarthe

Waar ? 10 plaatsen aan de rue du Port, naast het gemeentelijk zwembad

Prijs: € 9,00 per nacht in hoogseizoen, water en elektriciteit inbegrepen. € 6,00 van oktober tot half mei, zonder voorzieningen. € 0,22 verblijfstaks per persoon en per nacht

Pluspunten

  • het hele jaar toegankelijk
  • dicht bij dorpscentrum
  • waterrecreatie op de Sarthe vlakbij
  • sanizuil voor het terrein

Minpunten

  • sorteercontainers voor afval voor de ingang
  • alle water en sanitair afgesloten in laagseizoen
Gepubliceerd op donderdag, februari 4, 2021 door Chris Van Minnebruggen

Delen