Kamperen in Alaska: een wild avontuur!

Een populaire bijnaam van Alaska luidt: ‘The Last Frontier’. De grootste staat van de VS is één brok ongerepte natuur. Op 1,7 miljoen vierkante kilometer leven amper 700.000 mensen, maar wel 100.000 beren. En dat maakt van deze staat een fantastische bestemming voor natuurliefhebbers en kampeerders.

‘Regel één voor kampeerders: laat geen eten in je tent rondslingeren! Beren hebben een vreselijk goede neus. Ze ruiken voedsel op kilometers afstand!’ De nachtelijke stilte is oorverdovend, maar de woorden van Kathi klinken nog steeds in mijn hoofd. De gids met Duitse roots weet alles over grizzlies en zwarte beren. En vooral: hoe je een confrontatie met hen vermijdt. Net als ik mij afvraag of ik niets over het hoofd gezien heb, hoor ik een geluid. Was dat een krakende tak? Of slaat mijn fantasie op hol? Daar is het weer, dichterbij nu. Ik weet het zeker: er sluipt ‘iets’ door het bos. Ik veer recht, mijn hart bonst in mijn keel… En dan hoor ik het vertrouwde geluid van een ritssluiting. Ik haal opgelucht adem. Beren openen geen ritssluitingen. Een paar tellen later dommel ik weer in…

Het is mijn eerste nacht op een camping in Alaska. En dat is toch wat anders dan West-Europa. Veel campings zijn natuurcampings met bescheiden comfort. Zonder zwembad, winkel of restaurant. Zelfs warme douches zijn een uitzondering, een outhouse (toilet) in het bos en water uit een handpomp de regel. En bear lockers, stalen containers waarin proviand in ‘berenland’ geurvrij bewaard moet worden. Het gebrek aan comfort wordt echter goedgemaakt door de bijzondere ligging, in het bos of aan het water, zoals bij de Trail River Campground.

Blauw ijs

De camping aan het Kenai Lake is de eerste op onze 17-daagse rondreis met Alaska Wilderness Guides en meteen een goede basis voor een bezoek aan het nabije schiereiland Kenai. Onze eerste bestemming is het Exit Glacier Nature Center, het vertrekpunt voor een van de mooiste bergtochten in Alaska. Bij de start regent het zachtjes. Wolkenslierten zweven over het bos, een gematigd regenwoud, met dichte varens en baardmossen. De westenwinden, die op de hoge ketens van de Alaska Range en de Wrangell Mountains botsen, brengen immense hoeveelheden neerslag. Beneden regent het, in de bergen vallen massa’s sneeuw. Het nabije Harding Icefield (780 km²) is de op een na grootste ijskap van Noord-Amerika.

Hogerop wijkt het bos een heidevegetatie, boven wachten kale rotsen en sneeuwvelden. Tussen de wolkenflarden door vangen we af en toe een glimp van blauw gletsjerijs op. Als we de kleine schuilhut op de berg bereikt hebben, schuift het doek weer dicht en we keren om. Op de terugweg ontmoeten we onze eerste beer: een zwarte beer, die boven het pad door de heide struint, op zoek naar een vieruurtje.

Walvissen en zeeleeuwen

Heel andere perspectieven biedt een boottocht in het Kenai Fjords National Park vanuit Seward. Het havenstadje ligt tussen hoge bergen en dichte sparrenbossen, in een inham aan de oostkust van Kenai. In de haven lossen vissers hun vangst, excursieboten varen op en af. Zeeotters, die op hun rug in het water dobberen, laten zich niet storen door de ‘Aialik’, die zachtjes de haven uitglijdt, onder het waakzame oog van een witkopzeearend. ‘Het voedselrijke water in de baai bevat massa’s fytoplankton en krill, die vogels, zeehonden en walvissen lokken’, galmt het uit de luidspreker. Een paar tellen later schiet een forse straal water de lucht in: een bultrug! Een laatste groet met zijn staartvin, dan is de machtige walvis verdwenen. Verderop luieren kegelrobben op een bedje van bruinwieren. Ook papegaaiduikers zijn van de partij. En Stellerzeeleeuwen, chillend aan de voet van een rots met een kolonie drieteenmeeuwen.

Na een woelig stukje open zee duikt de boot de Aialik Bay in, waar een van de 32 gletsjers van het Harding Icefield afkalft. Af en toe kraakt het ijs vervaarlijk. Met een doffe knal breken grote stukken uit de blauwe ijswand, die met luid geraas in de fjord donderen. Een schouwspel waar je uren naar kunt kijken…

Verraste beer

Via de Parks Highway rollen we naar het noorden. Eindeloze sparrenbossen glijden voorbij, sommige verkoold door een bosbrand. Vanaf Trapper Creek hobbelen we verder over een dirt road. Ten slotte gaat het te voet verder door het bos. Bij valavond bereiken we de Denali View Chalet. Een knusse houten hut, heerlijk gelegen boven het Kroto Lake. Het interieur herinnert aan een berghut in de Alpen en dat is geen toeval: ze werd in de jaren 1970 gebouwd door de Oostenrijker Sepp Weber. Aan de horizon glinstert de besneeuwde kruin van de Denali, met 6.190 meter de hoogste berg van Noord-Amerika.

De volgende ochtend verkennen we de omgeving. Op de heenweg volgen we de beek die uit het Kroto Lake ontspringt en stuiten op een beverburcht en -dam. Op de terugweg leren we de betekenis van het woord bushwhacking – letterlijk ‘door het struikgewas robben’. Het tempo stokt. Dat ligt niet alleen aan de dichte begroeiing, maar ook aan de welig tierende bosbessen. Bessen? Heuse kanjers zijn het. We smullen volop. En we zijn niet de enigen… Vlak bij de hut struikelen we over een forse berendrol. En die oogt akelig vers. ‘Wellicht hebben we Bruin bij de maaltijd verrast’, grijnst Kathi.

Oog in oog met een eland

‘Daar zwemt een groot beest in het meer’, mompelt Erwin, terwijl hij ’s avonds met de verrekijker uit het raam tuurt. ‘Zou een eland kunnen zijn.’ Even later is het ‘grote beest’ verdwenen achter een eilandje, maar onze nieuwsgierigheid is gewekt. We laten een van de kano’s te water en peddelen naar het eiland. Daar schrikken we ons een hoedje. Op de oever staat inderdaad een elandkoe, die zich te goed doet aan frisse blaadjes en sappig gras. ‘Wat een kanjer’, fluistert Erwin, terwijl we dichterbij glijden, tot op 20 meter van het dier, dat helemaal niet onder de indruk lijkt. Dichter wagen we ons niet. Met zo’n kanjer wil je geen bonje. ‘Elk jaar worden in Alaska meer mensen gedood door elanden dan door beren’, zegt Kathi, die naast ons dobbert.

It’s over

Vanuit Healy denderen we naar het oosten over de onverharde Denali Highway. 216 kilometer pure wildernis, bevolkt door beren, elanden en rendieren. Lichte bossen met zwarte sparren wisselen met moerassen en meertjes, waarop trompetzwanen dobberen. Langs de weg ligt geen enkel dorp, slechts een handvol roadhouses, wegrestaurants, waar je ook kunt slapen. Een prachtig gebied, maar de eenzaamheid vergt soms zijn tol.

De Paxson Lodge, aan de afslag naar de Richardson Highway, staat al jaren leeg. Voor de deur trotseert een vervallen benzinepomp de tand des tijds, achter het hotel roesten oude vrachtwagens. De hotelier ging er wellicht hartje winter hals over kop vandoor. In de hal staat nog de versierde kerstboom. De ontbijtkaart lokt met ‘omelet with bacon and cheese served all day… Op de grond stapelen zich brieven en tijdschriften. Een exemplaar van US Weekly kopt ‘It’s Over!’

Een steenworp verwijderd volgt het schrille contrast. Hier kronkelt de Trans-Alaska pijpleiding (TAPS) door de bossen. Een kolossale pijpleiding van 1.287 kilometer, aangelegd in de jaren 1970 voor het transport van ruwe olie van Prudhoe Bay aan de Noordelijke IJszee naar Valdez aan de zuidkust. De bouw was niet onomstreden, maar bracht welvaart voor steden langs de pijpleiding, zoals Fairbanks en Valdez. De Russen ergeren zich vandaag nog steeds blauw dat ze deze ‘waardeloze’ wildernis – ooit een deel van het Russische Keizerrijk – in 1867 aan de Amerikanen verkocht hebben. Voor amper 7,2 miljoen dollar. Een koopje! Al helemaal met het oog op de vele bodemschatten, die later tevoorschijn kwamen: olie, goud… en koper.

Immense kopervoorraden

We pikken de draad van het koperverhaal op in Chitina. Hier begint de McCarthy Road, de modderige toegangsweg naar de verlaten mijnstadjes McCarthy en Kennecott. De ruwe rit langs eindeloze moerassen, sombere bossen en de machtige Chitina River eindigt na drie uur aan de oever van de Kennecott River, waar we onze tenten neerpoten op de Campsite Base Camp, op een steenworp afstand van de Kennecott Glacier.

Het nabije McCarthy is taboe voor auto’s. Je komt er alleen via een loopbrug. Vanaf de overkant van de rivier gaat het met een busje verder naar Kennecott. Aan het stuur van de Fort Transit zit een oudere dame in een olijfgroene zuidwester. Met gitzwart haar, donkere ogen, een getaand gezicht en een donderende heksenlach. Met een rotvaart jaagt het busje over de modderweg. Twee zwarte beren vluchten hals over kop het bos in. De helse rit eindigt in Kennecott, nu een spookstadje, vroeger hét centrum van de kopermijnbouw in Noord-Amerika.

Het verhaal van Kennecott begint in augustus 1900, wanneer de goudzoekers Jack Smith en Clarence Warner in de bergen een vreemde groene vlek ontdekken. De vlek blijkt malachiet, een groen kopererts. De volgende jaren worden in de bergen vijf mijnen ontsloten. In het dal ontstaan een enorme fabriek om het erts te verrijken, huizen, een ziekenhuis, een school, een winkel, een postkantoor...

Voor het ertstransport naar de haven van Cordova moet een 315 kilometer lange spoorlijn worden aangelegd. Aan de bouw werken 6.000 arbeiders. De aanleg van de Copper River and Northwestern Railway (CR&NW) gaat echter niet zonder slag of stoot en deze krijgt al snel de bijnaam Can’t Run and Never Will – ‘Kan en zal nooit rijden’. Een uitdaging zijn bijvoorbeeld de kolossale rivieren die moeten worden overbrugd. Een van de bruggen, de 72 meter hoge Kuskulana Bridge, is nu een onderdeel van de McCarthy Road, aangelegd in de vroegere spoorwegbedding.

In 1911 rolt de eerste ertstrein naar Cordova. Uiteindelijk zal de mijnbouw ruim 4,6 miljoen ton kopererts opleveren, ter waarde van 200 miljoen dollar. Vanaf het eind van de jaren 1920 gaat de mijnbouw achteruit. De laatste mijn sluit in 1938. Op 10 november 1938 verlaat de laatste ertstrein Kennecott. De bewoners trekken weg, Kennecott wordt een spookstad. De gebouwen vervallen, een deel wordt afgebroken, de rest later als monument beschermd.

Verlaten mijn

Een steil pad brengt ons naar de Bonanza Mine, in 2.400 meter hoogte. Het regent de hele dag, laaghangende wolken versterken nog de sombere sfeer. In de mist doemen af en toe resten op van de kolossale kabelbaan waarmee het erts naar de fabriek werd vervoerd. Hogerop plakken de vervallen mijngebouwen van de Bonanza Mine tegen de berg.

De volgende ochtend verkennen we samen met Harrison, een gids van de St. Elias Guides, de Kennecott Mill. Twee uur lang struinen we door de 14 verdiepingen tellende ertsfabriek, klauteren langs steile trappen en vergapen ons aan het uitzicht op het mijnstadje, ingebed tussen hoge bergen en de gletsjer. Awesome!

Ondertussen ervaren we alles over de ertsverwerking. Harrison: ‘Dagelijks werd in de fabriek 1.200 ton erts verwerkt. Hoogwaardig erts werd gebroken en gesorteerd, bij laagwaardig erts werd het koper met behulp van ammoniak uit het gesteente opgelost.’ Ook het leven van de mijnwerkers is een thema. Velen kwamen uit Noorwegen, Zweden of Ierland. ‘Prostitutie en alcohol waren taboe in Kennecott, maar niet in het nabije McCarthy, dat al even hard boomde – door de vele kroegen en bordelen.’

In de nesten

Ook in McCarthy staat de tijd stil. De modderige hoofdstraat, geflankeerd door een saloon en hotel, herinnert aan een westerndecor. In de zijstraten roesten ouderwetse Fords en Chevrolets. Sommige huizen zijn nu bewoond door exoten, die The Lower 48 de rug hebben toegekeerd. Onder hen de vliegtuigmecanicien Steve uit New Jersey, met z’n lange grijze baard, bril, geruit hemd en baseballmuts. Ik vermeld de zwarte beren die de vorige avond bij de camping werden gespot. ‘Ach, weet je, vorige week sjokte een grizzly dwars door mijn tuin’, zegt hij en grijnst minzaam. Van een beertje kijkt in McCarthy niemand op. En van andere dingen ook niet…

‘s Avonds treedt in McCarthy een band uit Fairbanks op. De stemming in ‘The Potatoe’ is opperbest. Het bier vloeit in stromen, rond middernacht wordt zelfs taart verdeeld, waarvan ik uiteraard een stevige hap neem. En dat zal ik geweten hebben. Op de terugweg verbaas ik mij over het zweverige gevoel in mijn hoofd. Wanneer ik voor de derde keer dezelfde kruising passeer, weet ik dat ik in de nesten zit. En zo komen we bij regel twee voor kampeerders in Alaska: handen weg van die space cake, wanneer je een bos vol zwarte beren moet doorkruisen…

Tentkamperen in Alaska

Kamperen in Alaska is anders dan thuis. En dat begint bij het materiaal: omwille van de rijke neerslag aan de westkust is een stabiele, waterdichte tent essentieel. Bij de campings zelf zijn er grote verschillen. Vooral bij steden of dorpen zijn er soms privé campings met modern comfort, zoals warme douches, wasmachines of een winkel (staanplaats ca. USD 25-40). In natuurgebieden vind je vooral openbare campings, natuurcampings met eenvoudig comfort (outhouse, waterpomp), maar met een prachtige ligging (staanplaats: USD 0-25). Wildkamperen kan, maar niet op privéterrein en in nationale parken alleen met een vergunning. Alaska is ‘berenland’. Proviand, cosmetica en afval bewaar je ofwel in de auto, ofwel in de voorziene bear lockers. Als je in de wildernis kampeert, deponeer je proviand/afval in de meegenomen berenton. In nationale parken zijn deze vaak zelfs verplicht. Kook niet bij de tent, maar minstens 100 m verderop en deponeer de berenton op een andere plek, ook minstens 100 m van de tent.

Tragedie op de Stampede Trail

Kijk in Healy uit naar de ‘Magic Bus’ waarin Chris McCandless stierf. De onfortuinlijke avonturier kwam in 1992 naar Alaska om ‘van het land te leven’. In de lente volgde hij vanuit Healy de Stampede Trail, stak de Teklanika River over en nam zijn intrek in een uitgerangeerde bus, waarin ooit houthakkers overnachtten. Aan het einde van de zomer verhinderde de Teklanika, intussen een woest kolkende rivier, zijn terugkeer naar de bewoonde wereld. Hij voelde zijn krachten afnemen – wellicht werd hij langzaam vergiftigd door het eten van foute planten – en stierf ten slotte in de bus. Door het boek van Jon Krakauer Into the Wild, in 2007 verfilmd door Sean Penn, kwamen nog meer avonturiers, die op hun beurt in moeilijkheden raakten of zelfs omkwamen. Ten slotte werd beslist de bus weg te halen. Het karkas van de groen-witte Harvester-bus met het nummer 142 in Healy is een replica. Het origineel staat sinds 2021 op de campus van de University of Alaska Fairbanks.

Gepubliceerd op dinsdag, februari 28, 2023 door Erik Van de Perre

Delen