Citytrip naar Boedapest

8 minuten leestijd

Twee voor de prijs van één. Boedapest lijkt een patent te hebben op deze reclameslogan. Het heuvelachtige Boeda ligt aan de rechteroever van de Donau en biedt de belangrijkste historische bezienswaardigheden; het eerder vlakke Pest aan de linkeroever is het ‘moderne’ stadsdeel, waar je uitgebreid kan shoppen, dineren en uitgaan.

reportage
  • Uitstappen en vakanties

Maar zonder elkaar kunnen ze niet, die twee. Opposites attract, heet dat officieel. De blauwe Donau vormt de natuurlijke scheiding tussen beide geliefden en is bovendien een perfecte gids voor wie de stad op eigen houtje ontdekt. Romeo en Julia op Hongaarse leest geschoeid: onze wandeling belooft nu al passionele dramatiek.

Amicale selfies verboden

We starten onze wandeling op de magistrale Kettingbrug, de allereerste brug die Boeda en Pest al in 1849 met elkaar verbond. In de Tweede Wereldoorlog werd de brug opgeblazen, maar na een reconstructie in 1949 verrees ze uit haar as. De twee stenen leeuwen zorgen aan weerszijden voor stille bewaking.

Aan de Boedakant kan je per Sikló in amper twee minuten naar de top van de Burchtheuvel, maar de kabeltram ondergaat tijdens ons bezoek een onderhoudsbeurt en zo krijgen we een eerste pittige klim voorgeschoteld. Die wordt royaal beloond. Boven op de heuvel ligt de Burchtwijk, een ommuurde stad met tientallen historische gebouwen, kerken en smalle klinkersteegjes.

Eén van de hoogtepunten hier is het Boedapaleis, waar keizerin Sisi ooit heeft gewoond en waar nu onder meer het Historisch Museum over de stad is gevestigd.

Buiten vindt de wisseling van de wacht plaats. ‘Eén meter afstand houden a.u.b.’, lezen we. Amicale selfies zijn hier niet geliefd.

De middeleeuwse steegjes leiden ons naar een volgende eyecatcher.

De Matthiaskerk is genoemd naar een vijftiende­eeuwse Hongaarse koning en valt meteen op door de kleurrijke zigzagpatronen van het dak, bekleed met geglazuurde Zsolnay­tegels.

Binnen zijn de wandhoge fresco’s en glas­in­loodramen een bezoek waard.

Achter de kerk ligt het Vissersbastion, een historisch terras met hagelwitte natuurstenen muren, trappen, torens en arcaden.

 

Hier word je kosteloos getrakteerd op een fenomenaal uitzicht over de Donau en het lager gelegen Pest met zijn neogotische parlement, het grootste van Europa. In de verte vangen we een glimp op van Margitsziget of Margaretha­eiland, een autovrij recreatief eiland in het midden van de Donau. Het eiland heeft een zwembadcomplex, bloementuin, park en kleine zoo en vormt een groene oase in het hart van de stad.

Voor de locals is het een geliefde weekendbestemming. We bekomen van alle mooie indrukken in Ruszwurm Cukrászda, de oudste patisserie van de stad. Al in 1827 was hier een peperkoekwinkel gehuisvest en later was ook keizerin Sisi hier vaste klant voor dehuisgemaakte tompoezen. Tip: proef aan één van de kersenhouten tafeltjes een stukje Dobos Tarte, een taart die bestaat uit verschillende laagjes met een korst van knapperig zoete karamel, en waan je een eeuw terug in de tijd.

Koop iets van Rubiks dochter

De volgende ochtend is het de beurt aan Pest. Ons startpunt is de centrale markthal met mooi smeedijzerwerk en een dito lichtinval. Drie etages hoog is deze markt. Beneden koop je vis, op het gelijkvloers groenten, fruit en vlees en op de eerste etage alle mogelijke souvenirs, van kleurrijke blikjes met paprikapoeder tot houten popjes en kanten tafelkleden.

Wat ons betreft: een uitgelezen plek om de Hongaarse couleur locale op te snuiven. We wandelen verder, richting het Joods historisch kwartier. Onderweg ontdekken we tal van kleine shops en bars, vaak maar een figuurlijke zakdoek groot.

 

De dochter van de uitvinder van de Rubik's Cube is designer bij Rododendron.

In Rózsavölgyi Csokoládé koop je chocoladen kunstwerkjes met de meest bizarre smaken: Chinese green tea, smoked wood en lemon oil caramel, om er maar enkele te noemen. Een beetje verderop ligt Táskarádió eszpresszó, een retrocafé dat volledig is ingericht met foto’s en speelgoed uit vervlogen tijden.

Nog zo’n kleinood is Rododendron, een mooie Art en Design Shop waar (ex­)studenten van de Hungarian Art School hun creaties verkopen.

Eén van de designers blijkt de dochter van de Hongaarse professor en beeldhouwer Erno Rubik, de uitvinder van de wereldberoemde kubus. Andermaal bewezen: de wereld is klein.

Zilveren treurwilg

De Grote Synagoge van Boedapest is de op een na grootste ter wereld en biedt plaats aan ruim 3.000 mensen. De bakstenen van de voorgevel zijn rood, blauw en geel, de stadskleuren van Boedapest. Het schitterende interieur heeft vergulde bogen en mooie mozaïekvloeren, maar wat het meeste beklijft, is de zilveren treurwilg in de tuin, een kunstwerk van Imre Varga. Op elk blaadje staat de naam van een Hongaars slachtoffer van de Holocaust.

Het Joods Historisch Museum dat eraan grenst, vertelt meer over het jodendom en de geschiedenis van de Joden in Hongarije. Naar verluidt zou de orthodoxe gemeenschap in Boedapest klein, maar groeiend zijn. Feit is: een bezoek om heel stil van te worden. Lunchen doen we in Spiler in Gozsdu Udvar, een eet­-en­-drankstraat in het hart van het Joodse kwartier. Goed voor het betere streetfood. En de betere goulash­soep.

 

Van ruïne tot hippe bar

Tijd voor een bezoek aan een typisch fenomeen in de stad: de ruïnebars. Het zijn pubs die vaak ontstaan in oude, verlaten gebouwen en even vaak uitgroeien tot een culturele place to be.

De allereerste en nog steeds een begrip in de stad is Szimpla Kert. Je raakt er niet uitgekeken op het eclectische interieur. Een doorgezaagde Trabant dient als zitbank, maar ook fietsen, vaten, verkeersborden, muziekinstrumenten en véél meer zijn hier deel van het meubilair.

‘s Avonds wordt het pas écht gezellig, met dj­sets en liveconcerten op het programma. Onze wandeling gaat verder naar Andrássy út, de Champs­Elysées van de Hongaarse hoofdstad. Tweeëneenhalve kilometer lang is ze, en sinds 1987 erkend als Unesco­werelderfgoed.

De avenue is omzoomd met hoge bomen en chique restaurants en cafés. Een prachtig traject om even op adem te komen, maar wie zijn krachten liever spaart, kan de metro nemen, die er meteen onder loopt en in 1896 de eerste was van het Europese vasteland.

Welke optie je ook kiest: probeer in elk geval het begin­ en eindpunt van de boulevard niet te missen: de Hongaarse Staatsopera en het Heldenplein.

De eerste is ronduit schitterend én biedt dagelijks kaartjes voor de bekendste opera’s tegen erg democratische prijzen – al vanaf 3 euro. Een aanrader! Heb je geen tijd voor een rondleiding of voorstelling, neem dan gratis een kijkje in de hal van de opera en geniet van het weelderige interieur.

Park vol verrassingen

Eindhalte van de Andrássy út is het Heldenplein, nog zo’n niet te missen plek. We rusten even onder aan het centrale Millenniummonument, een 36 meter hoge zuil met helemaal bovenaan een standbeeld van aartsengel Gabriël.

Rechts van ons ligt de Kunsthal, de grootste expositiehal van het land waar tijdelijke tentoonstellingen worden gehouden, links het Museum voor Schone Kunsten met werken van oude meesters zoals Titiaan, El Greco, Goya, Rembrandt en… Rubens.

De cirkel is bijna rond. Alsof dat niet volstaat, is het plein de toegang tot meer moois: het Stadspark, ongeveer een vierkante kilometer groot en de grootste groene long van de stad.

Het park alleen al is een daguitstap waard, want in al dat groen liggen onder andere een zoo, een meer ­ in de zomer wordt hierop gekanood, in de winter geschaatst ­ een eclectisch kasteel, een lunapark en een kuuroord verborgen.

Koffie en kuren

Geen stadsbezoek aan Boedapest zonder een bezoekje aan één van zijn badhuizen. De stad telt maar liefst 123 thermale en 400 minerale baden. Kuren is hier geen elitaire bezigheid: het maakt deel uit van de Hongaarse cultuur. Onze keuze valt op het Széchenyi bad, een van de bekendste in de stad. Het is gebouwd in 1913 en ligt in het stadspark.

Het aanbod is overweldigend: vijftien indoorbaden, drie grote buitenzwembaden en tal van sauna’s en whirlpools. Bovendien kan je hier genieten van een deugddoende massage. Het allerfijnste blijft de basis van het gebeuren: relaxed badderen in het thermale water dat altijd – winter en zomer – een perfecte temperatuur van 38 graden kan voorleggen.

Vroeger waren koffiehuizen voor intellectuelen, vandaag ook voor bezoekers.

De stoom boven de baden zorgt voor een haast feeërieke sfeer. Heerlijk. Deze unieke badervaring verdient een waardige afsluiter. Die vinden we in koffiehuis Gerbeaud, een klassieker in Boedapest. Het huis is ooit begonnen als theehuis met Chinese en Russische specialiteiten, maar biedt vandaag vooral de lekkerste koffie en dito gebakjes.

Ooit waren de negentiende­eeuwse koffiehuizen een geliefde ontmoetingsplek voor schrijvers, kunstenaars en intellectuelen. Vandaag nestelen er zich ook bezoekers die de stad alleen maar in hun hart kunnen sluiten om zo veel gulheid.

Tekst Sandra Genijn – Foto’s Michaël Dehaspe

Dit artikel is verschenen in november 2015.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer