ticino

Zon & zweten in Ticino

13 minuten leestijd

Ticino, Italiaans in tongval en Zwitsers in precisie, ontvouwde zich in volle pracht: zon, gravelwegen, berghutten en eindeloze beklimmingen. Drie dagen fietsen, drie routes, drie keer het gevoel dat je net iets te stoer hebt geknikt bij het vertrek. Thomas De Boever en vrouw Els fietsten drie dagen in de zon, niet uitzonderlijk in een streek die bekendstaat om haar milde, mediterrane klimaat.

reportage
  • Fietsen

Voor eens en voor altijd: neem wraak. Wraak op wie altijd denkt het beter te weten. Beter te kunnen. Wraak op die turnleraar die je over de bok wilde jagen. Wraak op de luidste, snelste, sterkste. Neem wraak, zoals mijn vrouw dat deed, op de eerste steile hellingen boven Lugano, op dag één van ons gravelavontuur in Ticino. Wraak op mijn grote mond, op mijn heroïsche zelfbeeld, op mijn benen die dachten dat ze de Alpen wel aankonden maar al bij de eerste haarspeldbocht om genade piepten. Zij, zingend en elektrisch ondersteund, sprong de bergen van Ticino op – Zwitserlands Italiaanse kant – alsof het niets was. Ik? Ik ploeterde erachteraan op een gewone gravelbike. Zwaar, zwetend, en al half berouwvol dat ik zo nodig de sportieve aanpak had gekozen. We volgden routes uit de Lugano Gravel Tour, niet in volgorde natuurlijk, we plukten eruit wat ons aanstond – een klim hier, een lus daar, lunch waar het uitzicht goed zat. Of we zochten een oplossing door gewoon een rivier te volgen, eerst stroomopwaarts, dan stroomafwaarts.Van de bossen rond Tesserete tot de zonovergoten flanken richting Malcantone – en terug. We reden, we stegen, we schoven aan tafel. En begonnen weer opnieuw. Voor mijn vrouw, gezegend met trapondersteuning en een innerlijke motor van sereniteit, was het bij momenten bijna ontspanning. En ik geef toe: ook zonder batterij viel het best mee. Maar ik heb afgezien. Zwijgend, glimlachend als een Zwitserse koe op weg naar het slachthuis, compleet met alpenbel en berustende blik, want mijn vrouw mocht natuurlijk niet zien dat ik aan het lijden was. Geen episch fietsavontuur, wel een milde afrekening met mezelf. En met de zwaartekracht.

ticino

Dag 1 – Slenterend naar de hemel

Liever sneller naar de hel dan traag naar de hemel, zong Bazart. Ik had vandaag beide opties op de menukaart staan. We namen een slimme start. We begonnen de dag in Lugano, helemaal in het zuiden van Zwitserland. Een stad die zich schurkt tegen het gelijknamige meer en bij goed licht zelfs een beetje mediterraan durft te doen. Een plek waar je cappuccino drinkt met uitzicht op cypressen, en tegelijk voelt dat je in Zwitserland bent: nergens ligt een papiertje op de grond, zelfs het water glinstert ordelijk. Italiaans van klank, Zwitsers van structuur. Netjes, zonnig, heuvelachtig – en op dat moment nog totaal onbewust van onze stijgende plannen. 

Ochtend

Vanaf het station vertrok een bus naar Tesserete, fietsen gewoon mee aan boord. Twee sturen tussen de kinderwagens en boodschappentassen, niemand die ervan opkijkt in Zwitserland. Daar is dat normaal. De rit bespaarde ons welgeteld zeven kilometer en een goeie 180 hoogtemeters – op papier nauwelijks het vermelden waard, maar in de praktijk precies genoeg om niet nu al met pruttelende benen aan de echte klim te moeten beginnen. Twintig bochten later stonden we in Tesserete, een dorpje boven Lugano, klaar voor wat een mooie dag fietsen beloofde te worden. De klim naar Monte Bar begon zacht, als een suggestie. Het eerste stuk liep over glad beton, breed en vriendelijk, door bossen die de zon netjes filterden. Mijn vrouw schakelde vlot haar e-gravelbike in een hogere stand. Ik bleef koppig trappen op eigen kracht – minder uit overtuiging, meer uit eergevoel. En eerlijk: het ging. Niet licht, maar ook niet dramatisch. De helling sneed gestaag omhoog, maar liet ruimte voor adem. En voor bewondering. De stilte, het ritme, het uitzicht tussen de bomen door. Een vorm van fietsen waar je lijf werkt en je hoofd leegloopt. De klim telde dertien kilometer en ongeveer achthonderd hoogtemeters. De ondergrond bleef grotendeels beton, tot in het laatste stuk. Daar veranderde het pad plots in prachtig gravel: licht los, maar goed te rijden, met uitzichten die zichzelf telkens een beetje verder uitrolden over de vallei. Mijn vrouw? Die zoemde omhoog als een drone op missie. Ik? Ik trapte stiller dan anders. Niet van miserie, maar van concentratie en, jawel, een soort tevredenheid. Ooit fietste ook Museeuw hier ergens rond, vermoedelijk op een groter verzet, met meer stijl, en met een wereldtitel als beloning. Ik mikte voorlopig op de lunch in de Monte Bar Hut. Net onder de top brak het landschap open. We passeerden een kleine kapel, en een priester in wit gewaad die een openluchtmis opdroeg voor een bescheiden groep gelovigen. Zijn stem droeg zacht over de bergflank, zonder microfoon, zonder groot gebaar. Voor iemand zoals ik, die weinig met religie heeft, was het verrassend sereen. Geen grootse beleving, geen plots geloof – maar even voelde alles stil, licht en precies goed. De benen kregen hier even rust. Net wat ze nodig hadden. Maar Bazart had gelijk: uiteindelijk, na de zegening, duwde de helling me weer verder omhoog. De laatste haarspeldbochten eisten nog wat focus, maar daar was hij dan: Capanna Monte Bar, op zestienhonderd meter hoogte. Geen berghut, maar een beloning. Houten banken, frisse lucht en koffie die smaakte alsof hij rechtstreeks uit de hemel kwam. We ploften neer, bestelden iets – pasta met eekhoorntjesbrood, een godsgeschenk voor een amateurcoureur – en keken uit over een berglandschap dat adembenemend mooi was. Of misschien lag dat vooral aan het zuurstoftekort. 

Middag

Na de lunch volgde de afdaling. De eerste vijf kilometer liepen vlot over strak asfalt, slingerend tussen bossen, weides en die typische Zwitserse huizen – te mooi om nog functioneel te zijn. Het was genieten – eindelijk wat dalen, eindelijk wat ontspanning. Maar niet voor lang. We sloegen linksaf, het bos in, en ruilden asfalt voor gravel. Geen breed fietspad meer, maar een smaller spoor dat zich al slingerend een weg baande tussen de bomen. Hier begon het echte werk. Niet extreem technisch, niet gevaarlijk, maar wel net uitdagend genoeg om mijn vrouw – voor het eerst die dag – te horen vloeken. Eindelijk. Heerlijk. We zaten op een stuk van de mountainbikeroute. Geen drama, wel concentratie. Hier bepaal je zelf hoe lastig je het maakt. De klim was achter de rug, maar de rollen waren nu even omgekeerd. Een kleine omkering van de krachtsverhoudingen. Die ik wijselijk onbenoemd liet… We rolden uiteindelijk binnen in Cadro, een rustig dorp aan de rand van Lugano, omringd door groen en de laatste zon van de dag. 

Avond

De benen voelden wat zwaarder, het hoofd wat leger. Voor een vlaklander blijft zo’n eerste dag in de bergen altijd even aanpassen. Alles loopt anders: de hellingen, de ademhaling, het idee van afstand. Maar het viel mee. Echt. Geen overlevingstocht, geen geploeter – eerder een soort ritmisch wennen aan een landschap dat zich langzaam voor je opent. We hadden gefietst, gezwoegd, gelachen en gevloekt. En vooral: genoten. Van de uitzichten, de rust, het trage tempo van stijgen en dalen, en de stilte die je nergens in Vlaanderen vindt. Magisch is een groot woord, maar soms is het gewoon het enige dat klopt.

We keken uit naar dag twee. Een etappe die wat milder beloofde te zijn. Al bleven we voorzichtig met beloftes in dit landschap.

ticino

Dag 2 – Vlak is een leugen

We begonnen dag twee met een ritje op de FLP-lijn, een smalspoor dat zich traag langs het meer van Lugano slingert. De trein voelde meer als een kusttram dan een echte trein, maar dan met uitzicht op bergen in plaats van appartementsblokken. Fietsen mochten gewoon mee aan boord. Opstappen, leunstoelstand, en even doen alsof je vakantie hebt. Zwitserland op z’n best. 

Ochtend

De rit bracht ons tot in Ponte Tresa, vlak bij de Italiaanse grens. Het meer, de palmbomen, het lage ochtendlicht: alles ademde vakantie. We stapten uit, haalden de fietsen van het platform, en begonnen aan wat een lichtere dag dan gisteren beloofde te worden. Minder kilometers, minder hoogtemeters. Maar dat soort zinnen vertrouw ik intussen niet meer. We reden eerst via Pura en Castelrotto, over rustige asfaltwegen en grindstroken die geleidelijk omhoog kronkelden. Geen brute hellingen, wel het soort stijging waar je benen niet over klagen, maar ook niet zwijgen. De bossen namen het stilaan over van de huizen. We passeerden Beredino en volgden de route naar Sessa, een dorp met stenen trappen, houten luiken en fonteinen die eruitzien alsof ze al eeuwen niemand nodig hebben. De klim naar Astano verliep zacht, maar gestaag. Open stukken werden afgewisseld met beukenbos, weilanden met schapen, en paden waar de ondergrond veranderde zodra je dacht dat je grip had.

Tussen Beredino en La Costa wees een bord naar een oude goudmijn — gesloten, tenzij je weken op voorhand reserveert. Wij reden door. Astano zelf bood meer dan verwacht: een klein meer, een paar bankjes, en een pleintje waar zelfs de lucht langzamer leek te bewegen. Daarna volgde de doorsteek richting Banco en Novaggio, deels over asfalt, deels over grind, met korte afdalingen en trager slingerende klimmetjes ertussen. Geen pieken, geen drama. Alleen dat soort pad waar je vanzelf stiller wordt. De laatste kilometers liepen via een bosweg omhoog naar Miglieglia, een dorp dat aan de flank van Monte Lema kleeft en eruitziet alsof iemand het met zorg heeft neergelegd. Boven het dorpsplein vertrekt een kabelbaan die je tot op 1600 meter hoogte brengt, met uitzicht over Italië en de Walliser Alpen. Niet dat wij daar nog heen moesten. Wij hadden andere plannen.

Middag

We streken neer bij Osteria Grotto Fonti, een schaduwrijke plek met goede pasta en een chef die zijn liefde voor de Italiaanse keuken met minstens evenveel vuur deelde als zijn liefde voor sigaren. Hij bood er ons vriendelijk een grappa aan – bij wijze van digestief. We bedankten beleefd. De combinatie met de fiets leek ons wat voor later. Veel later. Na de lunch tilden we de fietsen op de bus, die ons naar beneden bracht. Vervolgens namen we de FLP-trein terug naar Lugano. Een zachte landing na een dag die minder zwaar was dan gisteren, maar zeker niet minder memorabel. Minder hoogtemeters – of zo voelde het toch. Maar met voldoende uitdaging, voldoende momenten om stil te vallen. Het landschap, de lucht, de geluiden – het was geen zware dag, maar misschien wel de mooiste.

 

Dag 3 – De lus

Na twee dagen fietsen rond Lugano maakten we la bella partenza naar Tegna, een dorpje in de Terre di Pedemonte, waar het leven zich afspeelt in adagio, alsof zelfs de tijd er in slaap dommelt tussen de oleanders. Tegna ligt op 255 meter hoogte en wordt ingesloten door groene heuvels, stenen huizen en de Maggia-rivier, die zich tussen de rotsen slingert, ze vormt, bespeelt en omcirkelt alsof hij al eeuwen niets anders doet. Een ideale plek om uit te blazen, of om het derde luik van onze tocht in te zetten – afhankelijk van hoe je dat bekijkt. 

Ochtend

We vertrokken vroeg vanuit onze B&B, staken meteen buiten het dorp een smalle hangbrug over, met onder ons de rivier die fonkelde in de ochtendzon. Aan de overkant kronkelde de Maggia verder door het landschap, richting een natuurlijk strand waar de plaatselijke jeugd zich uit leek te leven alsof het leven alleen daar gebeurt. Het voelde weer heerlijk Italiaans aan, zo’n plek waar je fiets even overbodig lijkt. En die sfeer bleef: de hele dag reed de rivier met ons mee, als een gezel die nergens naartoe moest. Privéstrandjes doken geregeld op, eerst breed en uitnodigend, later kleiner en meer verstopt, alsof het dal zelf met de bochtiger weg ook geheimzinniger werd. We pikten het traject op dat zich vanuit Tegna langs de bedding van de Maggia naar het noorden slingert, richting Bignasco. Geen brute klim vandaag, maar een gestage, gezapige stijging – nooit echt lastig, wel telkens net genoeg om je adem te voelen. In Bignasco wachtten oude stenen bruggen die al eeuwen dienstdoen alsof de Romeinen er nog af en toe overheen rijden. We trapten er met stille eerbied overheen, alsof onze banden eventjes zachter gingen zoemen. Daarna reden we een klein eindje verder, weg van het dorpscentrum, tot bij Grotto Franci – een schaduwrijke plek aan de rand van een rotswand, met tafels op kiezelgrond en een serveerster die op weinig woorden getraind was. Er was niet veel. Alleen polenta. Maar nergens smaakt polenta zo overtuigend als in een grot in een uithoek van Zwitserland die voelt alsof je in een vergeten hoekje van Italië bent beland. De omgeving maakte veel goed: een paar oude schuurtjes, zuchtende bomen, de geur van hout en iets wat misschien vuur was. Een plek waar niemand zich haast, en niemand vraagt waarom. 

Middag

De terugweg verliep vlotter, met een lichte daling en een wind die eindelijk van goeie wil was. We gleden langs dezelfde rivier terug naar Tegna, alsof de lus zichzelf vanzelf sloot. Terug naar stilte, terug naar het adagio. Geen heroïek vandaag, geen topmoment, geen pijn. Alleen dat zeldzame, zachte soort voldoening dat je soms krijgt van gewoon blijven trappen. De cirkel was rond, de benen leeg, mijn ego licht gehavend. Maar ach, als wraak zo mooi verpakt komt — con amore, dan laat ik mij gewillig nog eens klein krijgen.

Waarom Ticino?

Ticino is een van de meest verrassende regio’s van Zwitserland. Het is het enige kanton waar Italiaans de voertaal is, en dat voel je overal: in de zachte cadans van de gesprekken op straat, in de geur van verse espresso en in de trage lunches onder de platanen. Tegelijk blijft dit Zwitserland — met perfect onderhouden fietspaden, stipte treinen en een indrukwekkende zorg voor landschap en erfgoed.

De regio is een zeldzaam huwelijk tussen Alpen en Middellandse Zee. Je fietst er langs palmbomen én bergtoppen, over grindwegen door kastanjebossen en langs glinsterende meren. Lugano is het kloppende hart: een elegante stad aan het gelijknamige meer, waar grandeur en luxe nooit veraf zijn. Denk: statige hotels, boetieks, promenades en kunstgalerijen, maar altijd met de bergen als decor.

Verder zuidwaarts wacht Morcote, dat zich met zijn arcades en steegjes sierlijk tegen de heuvel vleit. In het oosten ligt Bellinzona, met zijn drie Unesco-kastelen die de toegang tot de Alpen bewaken. En aan de oevers van het Lago Maggiore kom je dorpen tegen waar de bougainville eeuwig lijkt te bloeien.
Ticino is zuiders en bergachtig, zonnig en verrassend fris. Een streek waar het leven net iets lichter lijkt — zonder dat de organisatie eraan lijdt. Geen plek om door te razen, wel een om te blijven hangen.

Goeie conditie nodig?

ticino

De Lugano Gravel Bike Tour: da’ s 236 km grind, zweet en uitzichten Wij reden er twee van de vijf etappes, en geloof ons: dat is helemaal oké. Niemand verplicht je om het volledige parcours af te werken. De Lugano Gravel Bike Tour is geen wedstrijd, maar een uitgestrekte speeltuin van 236 kilometer voor gravelbikers en e-gravelrijders. Je kiest zelf hoeveel je doet – en hoe.

Toegankelijk? Absoluut. Iedereen met een redelijke conditie en een beetje fietservaring kan hier zijn hart ophalen. Mijn vrouw, die nog nooit op een gravelbike had gefietst, reed mee. Dat zorgde af en toe voor de ideale relatietest, met een mix van glimlach en gevloek. Maar ze is overal geraakt, en dat zegt genoeg. Dit is geen uitdaging voor fanatieke wattentellers, maar wel voor wie fit is, graag buiten komt en zin heeft in avontuur op twee – al dan niet elektrische – wielen.

Afstappen mag trouwens altijd. Zeker op de moeilijkere afdalingen, waar het pad steil wordt, bezaaid is met losse stenen, boomwortels of uitgespoelde geulen. Wie daar even te voet gaat, doet dat gewoon slim.
Voor jongeren of kinderen is het net zo goed een haalbaar avontuur. Als je voor hen een elektrische gravelbike of mountainbike kan regelen, hebben ze gegarandeerd de tijd van hun leven. En grote kans dat ze vader al na één dag moeiteloos achter zich laten.

Lugano Gravel Bike Tour in etappes

De volledige route is opgedeeld in vijf etappes, samen goed voor 6.347 hoogtemeters. 

  1. Ponte Tresa – Miglieglia: 36,5 km met 1.117 meter klimmen. Een rustige start door Malcantone, met boswegen, grindstroken en een klim naar Miglieglia.
  2. Miglieglia – Rivera: 58,8 km met 1.141 hoogtemeters. Afwisselend terrein langs rivieren en bossen. Eindpunt: Rivera, aan de voet van Monte Tamaro.
  3. Rivera – Tesserete: 36,4 km en 1.398 meter klimmen. Kort maar pittig, met een passage langs Monte Bar en een stuk wandelpad waar afstappen geen overbodige luxe is.
  4. Tesserete – Cadro/Lugano: 57,4 km met 2.016 hoogtemeters. De zwaarste etappe, momenteel deels afgesloten door onbegaanbare paden.
  5. Cadro/Lugano – Morcote: 64,9 km met 1.620 meter klimmen. Afsluiten doe je in stijl, met een panoramische rit naar het schilderachtige Morcote aan het meer van Lugano.

Langs de route zijn er voldoende oplaadpunten voor e-bikes, en wie slim plant, kan overnachten in berghutten of fietsvriendelijke hotels. De route is duidelijk bewegwijzerd en makkelijk te volgen via gps. Je hoeft het niet allemaal te doen, en zeker niet allemaal ineens. Eén etappe is al genoeg om verslaafd te raken.

deel Artikel

Meer inspiratie

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer