Als stenen vertellen

Met 39 kilometer is de vlakke Baksteenroute door de Rupelstreek een makkie. Al helemaal als je comfortabel op het zadel van een e-bike zit. Tijd zat om op je daguitstap sterke verhalen op te tekenen over gloeiendhete ringovens, versgebakken klinkaarts en artistieke designtegels die de wereld veroverden...

Tekst Chris Van Minnebruggen Foto’s Siska Vandecasteele

De ogen van Renée Herremans gloeien met een enthousiasme dat wortels in het steenbakkerslabeur verraadt. In het Bezoekerscentrum Brik Boom leidt ze me als een wervelwind door het toeristische streekaanbod in de schrijnwerkerij, daarna door de ringoven van de vroegere steenbakkerij Lauwers. Die maakt de bezoeker met filmpjes, maquettes, geluidsfragmenten en gestapelde Boomse bakstenen of klinkaarts wegwijs in de werking van de oven en het harde, voor ons vandaag vaak mensonterende werk dat daarbij te pas kwam.

‘Mijn grootvader was kleisteker’, vertelt Renée. ‘Dat was vooral winterarbeid. Voor dag en dauw stonden die mannen met een smalle steekschop in de kleiputten. Vaak op blote voeten in klompen. Werd het te koud, dan smeerden ze ossenvet tussen hun tenen om kloven tegen te gaan. Mijn oma bracht tegen negen uur in de ochtend een bus koffie tegen de kou. Geen wonder dat de kleistekers als eersten gingen staken tegen de barre werkomstandigheden.’ We spreken van het begin van vorige eeuw. Later namen graafmachines hun werk over.

Kwam de klei op het terrein van de steenbakkerij aan, dan schoot een tweede ploeg in gang. Mannen, vrouwen, kinderen: iedereen moest in hoog tempo aan de bak. Mannen smeten de klei in houten mallen, kinderen droegen die weg om te laten drogen in de zon. ‘De mannen moesten per minuut acht stenen vormen, elke dag zeven- tot achtduizend stuks’, weet Renée. ‘Eén vorm woog anderhalve kilo. Kinderen moesten 3.500 van die natte stenen wegdragen. Heen en weer liepen ze tot dertig kilometer per dag. Alles bij elkaar hadden ze dan meer dan vijf ton verzet. Dan kwamen de gamsters, vrouwen die de zongedroogde stenen stapelden voor transport naar de oven.’

Loeiheet gebakken

We luisteren met stijgende verbazing naar de cijfers die Renée oprakelt onder de ronde gewelven van de ringoven. ‘Ooit hadden we 72 van die ovens langs de amper twaalf kilometer lange Rupel’, gaat ze verder. ‘Het grote voordeel was dat zo’n oven continu werkte. Deze heeft 22 kamers, die sluiten achter elkaar aan tot de ellips rond is. In elke kamer kon je 40.000 stenen stapelen. Ze werden 24 uur gebakken bij een temperatuur van meer dan duizend graden. Met wat grof rekenwerk kom je aan een productie van 900.000 stenen per maand. Het interessante was nu dat, terwijl een nieuwe kamer van bovenuit met steenkool werd gevuld, een vorige kamer begon uit te doven en de papieren afscheiding tussen beide in brand schoot. De nieuwe kamer ging in de fik, waarna de vorige kon afkoelen.’

Een en ander betekende dat je aldoor nieuwe stenen in de lege kamers moest stapelen en gebakken stenen uit de gekoelde kamers weghalen. Renées eigen vader werkte zijn hele leven als uitzetter, als het moest ook als inzetter in deze oven. Ze toont trots een foto van hem in de tentoonstelling. ‘Zo zie je maar hoe het komt dat ik hier vrijwilliger ben’, zegt ze. ‘Net zoals de meesten hier. En we krijgen ook veel mensen over de vloer van wie de ouders en grootouders in de steenbakkerijen hebben gewerkt. Allemaal hebben ze familieverhalen te vertellen.’

Kleuters aan de bak

Helemaal schrijnend wordt het als ze vertelt hoe het eraan toe ging als de oven na twee à drie jaar werd stilgelegd voor een grondige poetsbeurt. Dan moesten ook roetaanslag, zwavel en salpeter uit de ondergrondse rookkanalen geschraapt worden. Die waren zo smal dat alleen kleuters van een jaar of vijf die rotklus konden klaren. Schandelijke kinderarbeid, waarvoor toch altijd weer ouders bereid werden gevonden om hun kind uit te lenen. ‘Wat wil je, het bracht vijftig frank extra op’, zegt Renée wrang. ‘En weet je, toen de wet op de kinderarbeid er in 1889 eindelijk kwam, was gebleken dat zeventig procent van de kinderen de leeftijd van vijftien jaar niet haalde. Dat zegt veel over hun gezondheid, over ziekten en de arbeidsomstandigheden van toen.’

Om nog te zwijgen van de behuizing. Op letterlijk een paar meter van de oven staat een rij woninkjes. Je stapt er meteen de woon- en eetkamer binnen. Die is tegelijk keuken, want de Leuvense stoof staat centraal. Eén slaapkamer, een kelderhok en een opkamertje waar de was hangt te drogen. ‘En zeggen dat hier een gezin met zeven kinderen woonde’, vertelt Renée. ‘De spreuken aan de muur zijn weinig authentiek. Wie hier woonde, had gewoon geen geld voor welke versiering ook.’

In de koophandel

Was al dat volk voor werk en woonst aan de patroon gebonden, het loon werd uitbetaald in het café van de baas, inkopen gebeurden bij de kruidenier van de steenbakkerij. Veel keus was er niet. Waren de aardappelen glazig of de kool bedorven, dan had je pech. Je kon niet even een andere winkel binnenlopen.

Naast Brik Boom houdt Sheila Lauwers nog een authentiek steenbakkerscafé open. Een bescheiden gelagzaaltje rond een kleine toog en daarachter een vitrinekast voor de glazen. Een aanpalende kamer waar een club of vereniging rond een grote tafel kan vergaderen. Een jukebox naast de deur naar de Koer. Buiten is er een terras voor zomerse dagen. Sheila zelf komt vanachter het gordijn met daarboven een bordje Personeel het café in. Haar overgrootmoeder had de steenbakkerij al, haar vader was de laatste zaakvoerder. Zelf nam ze de kroeg over van haar moeder. ‘In de koophandel’ is goed honderd jaar in de familie.

‘Ja, hier werden de lonen uitbetaald’, zegt ze. ‘Tenminste, na aftrek van de poef die de werkers nog hadden uitstaan. Elke middag liep het café vol voor een paar pinten bij de schaft. Tegen één uur kwam de baas dan zijn werkvolk halen om terug aan de slag te gaan. Of ze daar veel zin in hadden weet ik nog zo niet.’

Drinken voor het goede doel

Sheila doet alle dagen open en heeft een keur aan streekbieren op het schap. Voor de naam alleen al laten we een blonde Klinkaert uitschenken, een soepele dorstlesser voor warme dagen. De kaart suggereert nog meer veelbelovende dranken. Hellegatbier, Rupeliaan en Burton, lees ik luidop. Toch wijst Sheila nog eens naar de Time-Out: ‘Omdat we met de Koophandel ook sociale projecten proberen te ondersteunen. De Time-Outbieren zijn van een kleinschalige brouwerij die jongeren met problemen onder de arm neemt zodat ze het contact met de maatschappij niet helemaal verliezen en na een tijdje weer verder kunnen met school en een opleiding.’ Bij Sheila kan je drinken voor het goede doel.

We fietsen langs die andere machtige ringoven van Het Geleeg, waar je kan intekenen voor een rondleiding langs heel wat machines en vondsten uit de steenbakkerijen. Zo krijg je een meer technisch idee van de productie. Dan gaat het verder over de autovrije oever van de Rupel. Ik probeer me in te beelden hoe mannen en vrouwen hier met kruiwagens vol stenen over wiebelende loopplanken de schepen opliepen die snel-snel onder zeil gingen naar alle uithoeken van de wereld. ‘Het moest vooruitgaan’, had Renée nog gezegd. ‘Voor een extra lange shift kregen ze een fles jenever of een bak bier. Vaak was ook dat vrouwenwerk. Hier vertrok zelfs Boomse baksteen naar de Empire State Building in New York. Voor London werden speciale schepen gebouwd om onder de lage bruggen op de Theems te kunnen.’

Luxetegels bij de vleet

Langs de oude kleiputten van de Walenhoek en het Niels Broek passeren we de veerdiensten van de Rupel om in Hemiksem, bij de Sint-Bernardusabdij, in de remmen te gaan. Een bezoek dat je niet mag missen. Had de Rupel zijn steenbakkerijen, in Hemiksem begon eind 19de eeuw een zekere Georges Gilliot een fabriek voor vloer- en wandtegels. Alle begin is moeilijk, maar na een paar jaar zoeken en nieuwe investeerders aantrekken krijgt de fabriek de wind in de zeilen. Als na de Eerste Wereldoorlog de wederopbouw begint, gaat het bij Gilliot et Cie volle kracht vooruit. Net dan halen ze Joseph Roelants in huis als artistiek directeur. Het blijkt een gouden zet. Afgestudeerd aan de Brusselse kunstacademie specialiseert Roelants zich in artistieke tegelpanelen. Veertig jaar lang blijft hij aan boord. De fabriek volgt de nieuwste technieken, Roelants evolueert artistiek mee met zijn tijd. Vandaag bestaan de Manufactures Céramiques d’Hemixem allang niet meer, maar ze liet wel een schat aan prachtig wandkeramiek na.

In wat nu het Gilliot en Roelants Tegelmuseum is, staan we met open mond te kijken naar de loepzuivere natuurtaferelen met een duidelijke art-nouveausignatuur, naar sierlijke lijnen in zweepslagstijl, naar bloemen en vogels. We gapen naar een romantische lambrisering met converserende figuren in een park, gerecupereerd uit een Antwerps herenhuis. Kostprijs, omgerekend naar vandaag: meer dan 35.000 euro. Een landschapstafereel met een molen, wilde bloemen en een dorp hoorde thuis in de belle époque. Een oosterse danseres heeft een tweelingzus in een theater in Singapore. Gilliot et Cie was wereldwijd bekend. We zien gigantische art-decotaferelen uit de klassieke mythologie, uitgevoerd met zilver- en goudkleurige tegels. Een complete badkamer met een stijlvolle fries van elegante baders stond als visitekaartje op de wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs. Stuk voor stuk kamerhoge en metersbrede taferelen van waarde.

Tegeltjes-wijsheid

En tussen al dat vakmanschap en die nostalgisch makende schoonheid ontmoeten we achter de schermen Charlot De Bisschop, ambachtsvrouw van het jaar. Het museum schakelt haar in voor tegelrestauraties, ze is net begonnen aan een nieuw project. ‘Het is een geheel van zeventig tegels die samen een wand met water en vissen vormen. Gevonden tegen een vijverwand. De eigenaar wilde ervan af’, begint ze. ‘Het leuke is dat ik de hele wand mee heb uitgebroken. Zwaar werk, maar een project van a tot z opvolgen motiveert me extra. Af en toe barst er een tegel in tweeën of breekt er een schilfer af. Dan moet ik die tegel lijmen of terug volledig maken. Dat betekent opvullen en bijkleuren tot hij er als nieuw uitziet.’

Ontbreekt er een tegel of fragment, dan moet Charlot een vervangstuk maken. ‘Dat is altijd een avontuur, want je moet er rekening mee houden dat de klei krimpt en het glazuur verkleurt’, lacht ze. ‘Maar het is mijn passie. Ik heb restauratietechnieken gestudeerd aan de academie van Antwerpen en koos voor keramiek. Pas toen ik met tegels in aanraking kwam, was ik helemaal verkocht.’

Ook zij begon als vrijwilligster in het museum. Het was gewoon de place to be voor haar. Op de vraag om een paar van haar verwezenlijkingen te tonen, neemt ze me mee naar de Athena-Minerva van Joseph Roelants. Daarvoor herstelde ze ter plaatse enkele zilverkleurige tegels. Bescheiden zegt dat ze het nu anders zou aanpakken. Liever toont ze in een vitrinekast een enkele tegel waarop de firma haar naam vereeuwigd heeft. Ze moet me de restauratie aanwijzen voor ik ze zie. ‘Dat moet het zijn’, zegt Charlot. ‘Ik wil wat verloren is gegaan, terugbrengen. Erfgoed bewaren en doorgeven, want er gaat veel waardevols verloren.’ Gelet op de duizenden tegels, in bakken verspreid rond haar plekje in de coulissen van het museum, kan ze nog een tijd voort. Onverstoord gaat ze verder met haar werk van lange adem. Je hebt er al je aandacht en veel geduld voor nodig. Monnikenwerk eigenlijk. Misschien daarom die abdij?

2

De Baksteenroute doen?

Deze 39 km lange fietsroute brengt je door Boom, Niel, Schelle, Hemiksem en Rumst. Korter kan ook. Officieel start de route op de parking van Recreatiedomein De Schorre, Schommelei 1 in Boom, al kan je makkelijk elders op het knooppuntentraject inpikken.

Dit zijn de knooppunten: 26 - 28 - 29 - 90 - 34 - 30 - 85 - 70 – 84 - 32 - 17 - 91 - 18 - 25 - 24 - 23 - 22 - 50 – 26.

Zelf een e-bike huren?

Met dank aan Fietsen De Nutte, Ceulemansstraat 23 in Schelle voor de huurfietsen.

Vanaf 25 euro/dag.

fietsendenutte.be.

Kleiputten vol leven

Langs de Baksteenroute liggen een paar mooie natuurgebieden, allebei opvolgers van de oude, diep uitgebaggerde kleiputten. Die liepen vol water zodat vissen, libellen, kikkers en amfibieën er zich nu thuis voelen. Soms kwetsbare natuur ook, maar er blijft ruimte voor natuurbeleving in de Walenhoek en Terhagen. Fietsen kan er niet, wandelen wel. Je kan je tweewieler wel veilig achterlaten aan de ingang van beide gebieden. Raar maar waar: naast de kleiputten van Terhagen ligt een gecontesteerd historisch asbeststort. Dat terrein is uiteraard ontoegankelijk gemaakt, in afwachting van een definitieve regeling.

Kleiputten Terhagen

Grootte: 31 ha.

Beheer: Natuurpunt Rupelstreek

Vertrek: Keibrekerspad en Oude Hoogstraat

Wandelingen: Rode wandeling – 5 km, honden niet toegelaten

Blauwe wandeling - 4 km, honden aan de leiband

Kleiputten Walenhoek

Grootte: 60 ha.

Beheer: Agentschap Natuur & Bos

Vertrek: Natuur.huis De Paardenstal van Natuurpunt, Boomsestraat 221, Niel

Wandelingen: stel zelf je traject samen via de knooppuntenkaart.

Meer info en geleide wandelingen: natuurpunt.be/afdelingen/natuurpunt-rupelstreek

 

Deel je ervaring

Contact

Adres en contactgegevens

Over Pasar

Onze organisatie en onze missie

Ontdek de Pasar-afdeling in jouw buurt

Pasar heeft 290 afdelingen; wij zijn dus altijd dicht bij jou in de buurt!

Pasar is er voor jou

Ontdek onze ledenvoordelen

  • Op vakantie met het gezin of in groep? Overnachten in hotels, vakantiewoningen of op camping? Als lid krijg je exclusieve Pasar-kortingen.
  • Fan van fietsen of wandelen, in België of het buitenland? Als lid heb je toegang tot alle wandel- en fietsroutes uitgeschreven en getest door Pasar.
  • Reisinspiratie thuis en onderweg dankzij onze magazines (Pasar, Campertijd, de Kampeergids en de Kampeerwijzer), ook beschikbaar op tablet.
  • Bespaar op je verzekering! We bieden je voordeeltarieven op verzekeringen voor camper en caravan.
  • Gratis of met korting deelnemen aan activiteiten van de Pasar-afdeling in je buurt maar ook de Pasar-kampeerclubs, gps- en elektrische fiets-afdelingen.
Twee vrouwen lezen een kaart op een stadsplein
Vertel ons wie je bent en ontdek een lidmaatschap op maat van jouw interesses!