Geheimen achter de haag

10 minuten leestijd

Nederland, tulpenland? Nou ja. De kleurrijke bollenvelden kondigen trouw de lente aan, maar de tuingeschiedenis van de twintigste eeuw is geschreven in de provincie Overijssel. Afgeschermd door de bossen, bijna in het geheim, kienden avontuurlijke tuiniers er vernieuwingen uit die jij thuis nog altijd toepast in je tuin. Onze reporters haalden hun klompen uit de kelder (grapje) en gingen over de haag kijken. 

Tekst Gert Corremans – Foto’s Michaël Dehaspe

reportage
  • Uitstappen en vakanties

De beeldigste: Kasteel en Beeldentuin Het Nijenhuis

Eerste indruk: 3-0 voor de bomen.

Een tuin is een oefening in natuurbeheersing. Je dwingt planten in perken, snoeit sierlijke of strakke heggen en laat het hele seizoen lang bloemen of bloesems bloeien. De gewichtigste beslissing: waar plant je bomen, die licht en schaduw regelen? Het luxeprobleem: kan je de tuin nog verfraaien met beeldhouwkunst?

Dirk Hannema, de laatste bewoner van Kasteel Het Nijenhuis, heeft niet getuinierd. Hij verzamelde kunst en legde met zijn collectie de basis voor Museum De Fundatie in Zwolle. Zijn verdienste is ook dat hij de provincie Overijssel overtuigde om het kasteel, een prachtige havezate met slotgracht, te redden van het verval. ‘Jammer dat de man niet meer leeft’, denk ik bij de kasteelpoort. De beukendreef loopt recht op de poort af. Twee bruggetjes verder kan ik aankloppen bij het kasteel, dat in de slotgracht staat. Vroeger zou Hannema opengedaan hebben om je persoonlijk zijn collecties te tonen. Schilderkunst in het kasteel, beelden in de tuin. Wat een privilege dat je hier mag rondneuzen!

Hannema’s voorgangers, de adellijke familie Van Knobelsdorff, hebben het decor gebouwd. Je kan door de berceau lopen, de tunnel in de beukenhaag die werd aangeplant ter ere van de jonge prinses Juliana. Twee monumentale bomen bewaken het kasteel. De tulpenboom laat zijn zwaarste tak rusten op het gras, zijn kompaan de moerascipres tuimelt bijna in de gracht. Achter het kasteel bestaat het domein uit bossen en vijvers. Van Knobelsdorffs hond, die zijn baasje wekte bij een brand, kreeg er een heldengraf onder een obelisk. De gedenknaald weghalen is als een boom ontwortelen: een heiligschennis.

De overige negentig beelden lijken verplaatsbaar of vervangbaar. Ze zijn verspreid over de siertuin, het bos en het gazon en vertellen het verhaal van de moderne beeldhouwkunst. Dat doen ze op willekeurige plekken. Straks, na sluitingstijd, gaat de postmoderne puppy zijn poot heffen tegen de olijfboom, kruipt het bronzen serpent in de haag en slaat Wilhelmina in wintermantel een praatje met Paula in kamerjas. Of ze gaan allemaal gewoon naar huis. Ik kan het me levendig voorstellen.

De sculpturen in het bos zijn van ruwe materialen. De roestende spiraaltoren associeer ik met een onbekende beschaving. Een sluikstortende Oude Griek liet de terracottavazen zonder bodem achter. Over de klassieke beelden van Apollo, Ceres en Aeneas twijfel ik. Stonden ze hier altijd en horen ze bij deze plek?

‘Steen is stoïcijns, in vergelijking zijn we eendagsvliegen’, vindt de kunstenaar die grote gladde stenen op het gazon heeft gelegd. Hij had hetzelfde kunnen zeggen over bomen. Zij staan eeuwen pal terwijl bloeiperiodes en seizoenen wegtikken. Misschien moeten beelden in een tuin ook voor eeuwig pal staan. En een verhaal laten wortelschieten. Een stukje Griekse mythologie bijvoorbeeld, of iets over een heldhaftige hond.

Slotsom: Een beeld is een boom in het diepst van zijn gedachten.

De landelijkste: Buitenplaats De Horte

Eerste indruk: Geen idee waar de tuin eindigt en het platteland begint.

De tuinen van Overijssel brengen mensen samen. Hun onderhoud draait op vrijwilligers. Bij Buitenplaats De Horte zetten ze kraampjes op voor Pinkstermaandag, de Dag van het Kasteel. De tuinman heeft zijn gitaar geplugd en zijn mondharmonica op een houder geklemd, als een ware Bob Dylan. Om dieren te spotten is dit de verkeerde dag. De ringslangen schuilen in hun broeihopen, de dassen in hun burchten, de otters in hun grachten. De Horte is een oude havezate die zich ontwikkelde tot jachthuis en landgoed voor bosbouw. De tuin sluit aan bij een groot domein waar je stille wandelingen kan maken.

We steken het witte ophaalbruggetje over en staan op de as van de symmetrische Franse tuin. Op links geeft de domeinbeheerder, vandaag de gids, uitleg over de fiere sequoia. Zo’n woudreus aanplanten in de schrale moerasgrond, dat was pronken. Ook het hoogstamfruit van de Franse tuin kon alleen gedijen dankzij ingenieus watermanagement. Achter het woonhuis drijven waterlelies op de gracht en in het grasland staat een beukentweeling, de ene rood, de andere groen. Een oude zijarm van de Vecht diende als lokvijver voor wilde eenden. In de naaldbossen lopen greppels die het water afvoeren. De bomen voor de houtkap staan op rabatten, verhoogde ribbels grond.

De landheer had het water getemd. Overal op het domein staan bijhuizen van De Horte. Ze dragen allemaal dezelfde patronen op hun klapluiken. ’t Witte Huisje is de man cave uit 1905. Mannen bouwden aparte huisjes, biljarthuisjes, om ongestoord te roken en te biljarten. Het huisje, dat je kan huren, staat precies in de bocht van de toegangsdreef. Over het perspectief is nagedacht. Waarom alleen je tuin regisseren als je het hele platteland in patronen kan gieten?

Slotsom: Bij Buitenplaats De Horte ontdek je de regie van het platteland.

De monumentaalste: Tuinen Mien Ruys

Eerste indruk: Dat lijkt hier prima te lukken!

Conny den Hollander knipt bloemen weg in de Gele Tuin. De gele bladeren van de hosta bepalen de kleur, niet zijn vaalwitte bloemen. Zo had Mien Ruys het bedoeld, en zo moet het blijven. De invloedrijke tuinarchitecte groeide op in een kwekerij in Dedemsvaart. Haar vader teelde vaste planten voor de tuin, zij interesseerde zich voor hun toepassingen. In 1924 start ze haar eerste experiment. ‘Heden mijn loopbaan begonnen’, zegt het fragment uit haar dagboek dat de Verwilderingstuin siert. Zijn de uitbundige planten er dan al negentig jaar aan het verwilderen? Ja en nee, volgens Conny: ‘Mien experimenteerde heel haar leven. Elk jaar pikte ze meer grond in van de kwekerij om ideeën uit te testen die gewone mensen thuis konden toepassen. Zo zijn er dertig proeftuinen ontstaan, waarvan er tien erkend zijn als Rijksmonument. We doen nog steeds experimenten in de geest van Mien Ruys én we houden tuinen die zij als experiment had bedoeld, in stand als monumenten.’

Dat klinkt tegenstrijdig. Conny moet zowel bijsturen als laten betijen. De Oude Proeftuin uit 1927 illustreert hoe moeilijk dat is. Mien ontwierp een prachtige Britse border. Vier meter diep, dertig meter lang. Lage planten vooraan, hoge achteraan. Alles volgens het boekje. En daarnaast een gemillimeterd gazonnetje. Klassieker wordt het niet, en toch gaat het om een proeftuin. In de border testte Mien welke vaste planten veel zon verdragen. Het probleem: de bomen rond de tuinen zijn intussen gegroeid en werpen schaduwen.

Miens tuinen zijn historisch, maar niet gedateerd. ‘Je ziet het tijdsbeeld, maar de ontwerpen zijn nog altijd toe te passen’, zegt Conny. In de Watertuin uit 1954 vervangt ze het gras door haar beroemde griontegels (van grind en beton) om te besparen op het onderhoud. In de Verdiepte Tuin uit 1960 bakent ze plantsoenen voor het eerst af met spoorbielzen. Conny: ‘Mien liet haar planten wild groeien binnen strakke kaders.’ Mijn favoriet, de Stadstuin uit 1960, tovert een klein perceeltje om in een groen paradijs. De boom zorgt voor diepte. Het diagonale tuinpad en het gras tot tegen de schutting doen de tuin groter lijken dan hij is. Conny houdt het meest van de Moerastuin uit 1990: ‘De waterplanten hebben veel vrijheid en de vlonders op de vijver zijn van gerecycleerd plastic. Zelfs op haar oude dag testte Mien nieuwe materialen uit. Ik heb haar nooit ontmoet, maar ik zie haar als een vernieuwer die niet omkeek.’

Slotsom: Bloemen verwelken, plantjes vergaan, Miens ideeën blijven bestaan.

De wildste (en lekkerste): Priona-tuinen

Eerste indruk: Henk Gerritsen heeft zich veel frustratie bespaard.

De Priona-tuinen zijn wild en hun verhaal begint met aids. In 1983 ontdekken Henk Gerritsen en Anton Schlepers toevallig, door een tv-documentaire, dat Anton alle symptomen heeft. Ze ruilen de stad voor het huis van Antons moeder in Schuinesloot. Dat heeft veel grond. Henk gaat aan het tuinieren, Anton plukt prachtige boeketten die hij fotografeert. Zijn ansichtkaarten verkopen tot in Japan. Henk wordt samen met Piet Oudolf het boegbeeld van The Dutch Wave. Hun tuinboeken worden internationale bestsellers en hun ideeën veroveren de wereld. In New York ontwerpt Oudolf de Gardens of Remembrance. De slachtoffers van de aanslagen van 9/11 worden herdacht met borders in Overijsselse stijl.

Volg een slingerend knuppelpad door het bos en je bereikt de verborgen tuinen waar The Dutch Wave haar wortels heeft. Gitta Luiten nam in 2012, vier jaar na de dood van Gerritsen, het beheer van de Priona-tuinen over, en woont in het huis. ‘Henk had een koppig karakter’, zegt ze, ‘maar in zijn tuinen predikte hij het compromis met de natuur.’ De zeefbladtuin vormt het beste voorbeeld. ‘Een gevreesd onkruid’, zegt Gitta. ‘Ik kan me heel mijn leven ongelukkig wieden, dacht Henk. Of planten zetten die even hard woekeren. Het werkt.’ Gerritsen bestudeerde de natuurlijke omgeving en paste zijn ontwerp aan. ‘Ik geef planten de plaats die bij hun verlangens aansluit’, zei hij. Hij gebruikte vaste planten, die hij liet uitbloeien om het insectenleven te stimuleren. De prei en de topinamboer in de moestuin zijn flink doorgeschoten. In de border gooit hij hoge en lage planten door elkaar. En toch is het geen chaos. ‘Henk stuurt je blik’, zegt Gitta. ‘Hij plant bijvoorbeeld rode houten staken. Ze dienen als insectenhotel en als visuele ijkpunten. De rechte heggen omkaderen de planten.’ Gerritsen bewonderde Mien Ruys en dreef haar principes tot het uiterste.

Achter het woonhuis heeft Gitta een glazen kas neergezet. Chef-kok Alwin Leemhuis komt er tijdens het weekend koken. Hij groeide op in de buurt, maar had amper weet van de Priona-tuinen. In De Tuinkamer leeft hij zich uit met Henks wilde planten en dient bordjes op die even kleurrijk zijn als Antons boeketten.

Slotsom: Wild is altijd schoon.

Om de tuinen van Overijssel te begrijpen, moet je het landschap kennen. Ik zou het omschrijven als groen en geometrisch. Keurig ingedeeld in weides, akkers, bossen en wilde graslanden. De wegen volgen de perceelgrenzen en maken bij de hoeken abrupte bochten. Soms zijn ze afgelijnd met oude beuken. Meestal nader je dan een landgoed. Als het huis en zijn tuin omringd zijn door een gracht, is het een havezate. Daarvan bestonden er honderdtwintig in Overijssel. Een verdedigbare woning gaf je recht op een zitje in de ridderschap, de gewestelijke bestuursraad.

Tegen de zeventiende eeuw was ridderlijk wapengekletter voorbijgestreefd en vertimmerden rijke families hun havezaten tot zomerkastelen. De tuin veranderde in een lusthof op een eilandje, de oude ringgracht beschermde voortaan de privacy. Alle tuinen die we bezochten, zijn voor de buren onzichtbaar. Beuken- en naaldbossen werken als gordijnen. Zonder dat de buurt het vermoedde, dokterden groene genieën er tuinideeën uit die het uitzicht van parken in New York zouden bepalen. En van jouw tuin thuis.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer