Op pad met de tent? Zo vind je een tuin om in te kamperen

Als kind bleef ik elke zomer lang op mijn honger. We trokken pas midden augustus op vakantie, waardoor het duurde en duurde vooraleer mijn vakantiegevoel opborrelde. Kamperen vormde een prima antidotum voor dat eindeloze wachten. Ik trok mijn tent op in de tuin, maar wel, zo redeneerde ik, buiten het ouderlijk gezag. Al had ik mijn piketten in de grond geramd in Yellowstone, ik had me geen greintje vrijer gevoeld dan in die tuin in Mol-Ginderbuiten.

Maar niet enkel als ongeduldig kind komt een tent in een achtertuin van pas. Als volwassene bivakkeer ik geregeld in de hof van wildvreemden, meer bepaald tijdens meerdaagse wandeltochten in dichtbevolkte gebieden als Vlaanderen. Wildkamperen is bij ons niet legaal en een bivakzone ligt niet altijd op het pad. Oké, met wat geluk tref je een camping binnen strompelafstand van je route. Als zelfvoorzienende wandelkampeerder slaap je daar evenwel tussen muren van campers, witte frigo’s die zo hoog opdoemen dat het lijkt alsof je in New York tussen flatgebouwen kampeert. Niet altijd de ervaring die ik op zo’n tocht zoek. 

Een kleine, gezellige tuin is dan een waardig alternatief. Maar hoe vind je een geschikte plek? 

1. Wees sociaal 

Vooral de zomer nodigt uit tot meerdaagse tochten. Bij mooi weer zitten de terrassen dan vol. Om een tuin te scoren volstaat het soms om simpelweg je trekkersrugzak neer te zetten en een frisse pint te bestellen. Op een terrasje zijn mensen goedgezind en nieuwsgierig, ze polsen vanzelf naar je plannen. Heb je geluk, dan zit er iemand naast je die zelf graag met de tent op pad trekt. Kampeerders zijn solidaire luitjes, ik ben meermaals spontaan uitgenodigd om mijn tent in hun tuin op te stellen. Niet zelden kreeg ik ‘s ochtends een bord eieren of een kop koffie aangeboden. 

Ook wie zelf nooit onder dekzeil slaapt, zal sympathie hebben voor je onderneming. Als wandelkampeerder stel je je kwetsbaar op, veel mensen zijn op zo’n moment bereid om te helpen. Passeer je geen terras, speur dan naar mensen die in de tuin werken, het gras afrijden of hun auto wassen. Soms is het lot je goedgezind. Toen ik tijdens een tocht van Antwerpen naar Mol in Oelegem strandde, nodigde een toevallige voorbijganger op een fiets me uit om naast zijn zwembad te bivakkeren. Weinig campings waar ik zo idyllisch sliep. 

2. Wees voorbereid 

Ja, dit spreekt het vorige puntje ietwat tegen. Maar niet iedereen houdt ervan om ‘op den wilden boef’ een slaapplek te zoeken. Gelukkig bestaan er tegenwoordig websites die de nood aan spontaniteit verlichten. Vooral Welcome to my garden lonkt nadrukkelijk naar wandelaars, fietsers en andere trage reizigers. Op hun website kan je het netwerk aan langeafstandspaden over een kaart met beschikbare tuinen leggen, zo weet je exact hoe ver je dient uit te wijken voor een (gratis!) zachte pelouse. 

Ook via Campspace en HomeCamper wachten tuinen, boomgaarden, boerderijen en private bossen op kampeerders die er hun kamp willen optrekken. Over de landsgrenzen heen kan je gelijkaardige - al dan niet betalende - initiatieven gebruiken, onder meer 1Nite Tent en Hinterland (Duitsland), Brug Min Baghave (Denemarken), Nomady (Zwitserland), Wildpoint en Nearly Wild Camping (Verenigd Koninkrijk). Sommige van die websites richten zich niet alleen op tentkampeerders. 

Zelfs via Warm Showers, een platform voor fietsers, heb ik als wandelende kampeerder weleens prijs gehad. In principe bieden gebruikers een bed en douche in hun huis aan, maar velen stellen op verzoek met plezier hun tuin open. 

3. Wees dankbaar 

Deel repen chocolade uit aan gulle weldoeners. Of haal in een buurtwinkeltje snel een fles wijn. Behoort geen van beide tot de mogelijkheden - omdat je het gewicht van je rugzak probeert te beperken of er geen winkel op wandelafstand ligt - dan kan je het adres noteren en achteraf een kaartje sturen. 

Gepubliceerd op woensdag, december 28, 2022 door Tom Peeters

Delen